Door Ad de Haan.
Na 2001 werd de term ‘Religieus Humanisme’ binnen het Apostolisch Genootschap steeds vaker gebruikt. Het ‘God-als-mens-evangelie’ werd vervangen door ‘In liefde werken aan een menswaardige wereld’. Dat moest natuurlijk wel handen en voeten krijgen. Immers: ‘Liefde vraagt om een bewijs’. Er kwam een heel denk- en adviesproces op gang. Denk aan het Focusproject en de rapporten van Kaski. Het mediabureau Zigt en het reclamebureau Zeal adviseerden een reclamecampagne met radio reclamespotjes en posters op bushokjes. Het genootschap was zichzelf opnieuw aan het uitvinden. De nieuwe koerselementen Iederal en Maatschappelijke Betrokkenheid ontstonden. Deze waren naar mijn mening mede nodig om de organisatie nieuw bestaansrecht te verschaffen.
Daarnaast speelde ook een ander item: Een ANBI (een Algemeen Nut Beogende Instelling) mag niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs nodig is voor de continuïteit van de voorziene werkzaamheden. Deze voorwaarde wordt ook wel de ‘anti-oppot-eis’ genoemd. Het enorme opgepotte vermogen van het genootschap stond niet meer in verhouding tot de oorspronkelijke kernactiviteit, de geestelijke verzorging in de geloofsgemeenschappen. Het ledenaantal is inmiddels ruim gehalveerd van ooit zo’n 28.000 tot 12.000 nu, dit is inclusief jeugdleden, aspirant leden en sympathisanten. Het aantal ‘gewone’ leden bedraagt nu nog circa 9.000. Door vergrijzing en ontgroening ontstaat behoefte aan andere vormen voor het gemeenschapsleven en de koerselementen Iederal en Maatschappelijke Betrokkenheid zullen steeds manifester worden. Steeds meer gemeenschappen worden samengevoegd en gebouwen verkocht. Met de nieuwe koerselementen kon ook de ANBI-status van het genootschap worden veiliggesteld.
Het vermogen van het Apgen is na de eerste storting van (omgerekend) € 45,00 door L. Slok in 1951, gegroeid tot – eind 2021- (afgerond) € 460.000.000,00. Dit geld is grotendeels opgebracht door tienduizenden trouwe broeders en zusters, die heel veel geld opzij hebben gelegd ten behoeve van ‘Het Werk’. Ik kan me verhalen herinneren uit gezinnen waarin de aanschaf van nieuwe schoenen voor de kinderen of de vervanging van de koelkast werd uitgesteld, omdat ‘de Aanbieding’ vóór ging. Maar ook in natura werd bijgedragen door vrijwilligerswerk, bijvoorbeeld door het schoonmaken en onderhouden van het gebouw. Daarnaast is er natuurlijk solide en zorgvuldig belegd, nadat de aanbiedingen niet meer volledig nodig waren voor de operationele kosten. Inmiddels zijn de beleggingsopbrengsten zodanig dat daaruit ook een groot deel van de operationele kosten betaald worden. Het Apgen heeft een beleggingscommissie en er wordt gebruik gemaakt van externe, professionele vermogensbeheerders.
Uit de organisatiestructuur die nu wordt uitgerold blijkt dat er een uitvoerend bestuur komt, waarin de beide eerstverantwoordelijke voorgangers zitten, maar zonder vetorecht en voorzitterschap. Van een scheiding tussen bestuurlijke verantwoordelijkheid en verantwoordelijkheid voor de geestelijke verzorging is dus geen sprake. De hoogste (controlerende) macht in de organisatie komt bij de raad van toezicht (RvT). De ledenparticipatie moet nog nader worden uitgewerkt, maar dat wordt geen (beslissende) vorm van zeggenschap. Ik zie dat als een gemiste kans. Immers een kerkgenootschap wordt volgens artikel 2:2 Burgerlijk Wetboek geregeerd door z’n eigen statuut. Dat betekent dat een geloofsgemeenschap kan kiezen voor een organisatievorm die het beste past bij de eigen (religieuze) opvattingen. Dit kan dus variëren van heel democratisch, waarbij de leden samen besturen, bijvoorbeeld middels een ledenvergadering, tot heel autocratisch, zoals bij het genootschap destijds onder L. Slok het geval was en allerlei vormen daartussen.
Een fonds is een rechtspersoon, waarin een vermogen beheerd en eventueel ingezameld wordt ten behoeve van een bepaald doel of doelen. Die ‘definitie’ is niet alleen van toepassing op goededoelenorganisaties, zoals het Koningin Wilhelminafonds, het Wereld Natuurfonds, het Amalia Kinderfonds, maar bijvoorbeeld ook op pensioenfondsen en het Waarborgfonds Wegverkeer en beleggingsfondsen.
Mijn stelling: het Apgen begint zo langzamerhand steeds meer te lijken op een fonds, waarvan het vermogen in het verleden is opgebracht door heel veel trouwe broeders en zusters. Het vermogen van het genootschap zal in de toekomst steeds meer worden aangewend ten behoeve van de goede doelen van Iederal en Maatschappelijke Betrokkenheid, zonder dat de (oudere) leden van het genootschap, die daarvoor hebben ‘krom gelegen’, hier ook maar enige vorm van zeggenschap in hebben. Ik weet het, de leden mochten meedenken en ideeën aandragen, maar van échte zeggenschap is geen sprake. De nader uit te werken vorm van ledenparticipatie zal daarin, blijkens de vastgestelde reglementen voor het bestuur en de Raad van Toezicht, geen verandering brengen.
Investeer het in de gebrekkige jeugdzorg, dan heeft het opgebrachte geld een bestemming die bij de hoopvolle liederen die jarenlang met overgave gezongen zijn past. Lijkt me niet goed om allerlei brandmanagers en marketeers los te laten op het opgebouwde kapitaal. Bovenal vraag het de leden. Het is maar een suggestie.
Wat is nu de kern van dit betoog? Dat de omvang van het eigen vermogen (te) groot is? Of dat er in deze tijd dringend behoefte is aan een volwassen vorm van ledenparticipatie?
Volgens mij het laatste en dat is de verhandeling over oorsprong en omvang van het vermogen weinig relevant. Ook bij een vermogen van, laten we zeggen, 100.000 euro is ledenparticipatie een noodzaak. Het feit dat zonder verdere afstemming de zeggenschap over het genootschap bij een (voor mij) verder anoniem opererende raad van toezicht is gelegd, vind ik een groter ‘probleem’, dan de omvang van het vermogen. En dat we met het vermogen iets moeten, lijkt me vrij helder.
Wat Ad de Haan hier aankaart is zeker een belangrijk punt. Het is m.i. wel een wat uitdagende titel (caritas mag best wel vanuit het genootschap gepleegd worden, hoewel ik het ook meer als de persoonlijke verantwoordelijkheid van de leden zie) , maar zijn pleidooi voor meer formele ledenparticipatie onderschrijf ik zeker. Wanneer er binnen de organisatie graemia zijn ontstaan met formele bevoegdheden is het m.i. noodzakelijk dat ook de leden een formele status krijgen met formele bevoegdheden. Een algemene ledenvergadering met Pasen was daar in het verleden min of meer de praktijk van!? Een Raad van Toezicht is geen formele vertegenwoordiging van de leden. Ik kan mij een soort ledenparlement voorstellen als dat binnen de statuten past. Anders een adviserende Raad vergelijkbaar met een Ondernemingsraad, waar voor bepaalde onderwerpen een bindende uitspraak geldig is. Ik heb geen verstand van verenigingsrecht of de ANBI status. Daarom laat ik het juridisch onderzoek maar aan de juristen over.
Dank Ad in ieder geval dat je dit op deze wijze nog eens voor het voetlicht hebt gebracht.
Mijn lidmaatschap van het genootschap heb ik ruim 10 jaar geleden beëindigd. Ca 14 jaar geleden vroeg apostel Riemers mij hoe ik tegen de toekomst van het AG aankeek. Ik heb toen geantwoord, dat het genootschap zich naar mijn idee onafwendbaar ontwikkelde richting een fonds voor goede doelen aangestuurd door enkele ‘Bobo’s’, tenzij het beleid krachtig zou worden bijgestuurd. Helaas zijn mijn voorgevoelens van toen uitgekomen.
Het is in ieder geval waar, dat het ApGen zo langzamerhand meer gaat lijken op een soort goede doelen fonds.
En het is ook waar, dat het nog steeds ontbreken van de lidmaten participatie een gemiste kans is! Bij de brief in juni 2021 (!) werd die participatie al aangekondigd, zodat er meegedacht kon worden met de ontwikkelingen. Inmiddels is er zeer veel in gang gezet en gewijzigd, maar een structurele afstemming met alle lidmaten heeft niet plaatsgevonden. Op vragen hierover wordt nauwelijks gereageerd. Het lijkt wel een bewuste keuze om nog geen lidmaten participatie te organiseren.
Tot mijn verbazing worden in de nieuwe ontwerp statuten de lidmaten in het geheel niet genoemd! Zij maken kennelijk geen deel uit van het genootschap. Wel wordt in een apart lidmaten reglement omschreven wie lidmaat kan worden en welke soorten lidmaten er zijn. Voorts worden de voorwaarden omschreven (onderschrijven geloofsverhaal en vrijwillige financiële bijdrage), maar niets over enige vorm van medezeggenschap. Hoe kan ik mij dan toch eigenaar voelen?
“Apostel, zegt U het maar, het Uwe luistert” zit nog steeds in het DNA van de bestuurders en geestelijk verzorgers in het ApGen, maar steeds minder in dat van haar overige leden.
Dat is een generalisatie waarmee je een groot aantal geestelijk verzorgers ernstig en onnodig te kort doet.
Helaas, de ledenparticipatie is niet alleen formeel niet geregeld. In de praktijk wordt af en toe wel de mening van leden gevraagd, maar blijkt niet uit de genomen beslissingen dat daar rekening mee is gehouden. Ik herinner me dat gevraagd werd om de apostel te schrijven welk profiel een nieuwe voorganger zou moeten hebben. Later bleek dat iemand al een week eerder gevraagd was om de nieuwe voorganger te worden. Voordat vier gemeenschappen samengevoegd werden tot de nieuwe gemeenschap Leiden werden uitgebreide interviews gehouden met alle betrokkenen. Daarbij bleek dat een ruime meerderheid dat geen goed idee vond. Aan de enquête die nu wordt gehouden worden broeders en zusters die geen e-mail hebben buitengesloten. Van echtparen die samen een mailadres hebben kan maar één van hen de enquête invullen. Ik heb daarover twee keer naar het bestuur geschreven, mijn gegevens opgegeven, maar ben, nadat mijn vrouw haar mening had gegeven, nu (10 februari) nog steeds niet in staat gesteld mijn mening te geven. Het is duidelijk dat iemands mening vragen en zijn antwoord negeren een averechts effect heeft.
Klopt, heb een mail naar onderzoekbureau gestuurd en dienstencentrum gemeld. Na 2 weken toch mail gekregen met 2 nieuwe enquêtes’.