Door Henk Enkelaar /
We moeten vooruit!
Op 7 oktober jongstleden was er in Rotterdam de eerste algemene ledenbijeenkomst van het Apostolisch Genootschap. Met mij waren er circa 120 leden (ongeveer 1% van alle lidmaten) op deze boeiende dag aanwezig. Men vond het een prachtige opkomst: een uitnodiging aan alle leden zou er jaren geleden nooit geweest zijn. Het ging zoals het ging en wat er op een 2e paasdag werd medegedeeld werd in dank aanvaard. We hadden een luisterende positie, vroeger een ‘opkijkende cultuur’ genoemd. We waren betrokken en dat voelde ook zo.
Diezelfde betrokkenheid was er eerder ook in mijn gemeenschap. Daar kwamen na een zorgvuldig, professioneel geleid proces belangrijke zaken aan de orde zoals: hoe gaan we verder als gemeenschap als er geen voorgangers beschikbaar zijn? Wat voor een gemeenschap willen wij zijn, dan wel worden? Welke naam gaat onze samengevoegde gemeenschap dragen en welke huisvesting past daar dan bij? Intensief is er door velen bijgedragen aan een uitkomst, hoewel een groot deel van de gemeenschap het blijkbaar niet belangrijk genoeg vond hun stem te laten horen – en van volger, maker te worden. Iedereen is zoveel als mogelijk meegenomen bij het nemen van beslissingen, met uitleg tijdens erediensten, een enquête, gespreksgroepen, nieuwsbrieven, presentaties en mogelijkheid tot deelname aan werkgroepen. Een goed begeleid proces van een kleine twee jaar!
Tijdens de Rotterdamse ledenbijeenkomst op 7 oktober ging het onder andere over onze religieus humanistische koers die we varen, onze beleggingsstrategie, onze rituelen en ledenparticipatie. Een belangrijke vraag was: hoe kan het bestuur bij het nemen van belangrijke beslissingen actief alle meningen boven water krijgen en leden hierin betrekken? De bescheiden opkomst bij deze bijeenkomst, magere responspercentages bij eerder gehouden enquêtes en mijn plaatselijke ervaringen maken dat ik daar wat sceptisch over ben… Een anonieme enquête, een ledenstemming, een referendum, ledenpanels, een feedback-platform: is dat een oplossing? Je bereikt altijd maar een deel van de liefhebbers. Een goede communicatie naast mogelijkheden om ongevraagd advies te geven en een uitwisseling zoals in de ledenbijeenkomst van 7 oktober is voor mij voldoende. Alle leden laten meepraten en meebeslissen is volgens mij een utopie en een recept voor teleurstellingen.
We staan voor een aantal grote uitdagingen, zowel in de samenleving als in ons werk. We moeten vooruit. Hoewel ik soms ook een houding opmerk van ‘het zal mijn tijd wel duren – ze doen maar’ zie ik toch ook hoeveel moois er gebeurt in de onderstroom, dat werd mij op deze ledendag ook duidelijk. We moeten vooruit.
Naast onze traditionele eredienst en de digitale overdenkingen, Iederal en maatschappelijke betrokkenheid ontwikkelen we veel spontane, plaatselijk nieuwe vormen van ontmoetingen. Vormen die blijkbaar voorzien in een behoefte en mij kunnen motiveren – en ook mijn ziel beroeren om het onzegbare een plek te geven: voor mij minstens zo waardevol als een traditionele eredienst. ‘Een plaats van ontkoming’ noemden wij het vroeger. Het gaat er ook niet om hoe vaak je elkaar ziet, maar om de kwaliteit van die ontmoetingen in een sfeervolle omgeving. Want de beste connecties heb je toch echt zonder internet! Liefdevol leven, daarvoor zelf in beweging komen is ‘Ons Werk’.
Voor mij een zeer realistische en nuchtere kijk.
En zeker weten: we moeten vooruit !
Dank je Henk voor deze duidelijke bijdrage aan dit podium “Op de keper beschouwd”. Participatie binnen het genootschap is een nog onontgonnen gebied. Het besef van gezamenlijk eigenaarschap staat ook nog in de kinderschoenen. Het is aan een aantal voortrekkers om hier invulling aan te geven. Dan is het ook nog zo dat bekend is dat in iedere vereniging of organisatie maar maximaal 20 % bereid is zich te verdiepen in het leiden, besturen en meedenken daarin. Ik proef bij jou wel enige hoop op een groeiende participatie. Vanuit het oosten kan ik zeggen dat ook de afstand naar Rotterdam een praktisch bezwaar was voor enkelen. Volgend jaar hopen we op meer regionale participatieve mogelijkheden.
Ed Hamstra