Door Rob Tijdeman /
De laatste tijd zijn er talrijke problemen die om een wereldwijde oplossing vragen. Denk aan de overbevolking, met name een verwachte verviervoudiging van de bevolking in Afrika, klimaatproblematiek, zoals de opwarming, ontbossing en vervuiling van de aarde, opraken van fossiele brandstoffen en mineralen, zoals olie, gas, lithium en kobalt, energie-problematiek, waar de Van Oosbreelezing van Remco Tuinier aan gewijd is[1], vluchtelingenstromen, met mensonwaardige toestanden en talloze doden, internationale criminaliteit, met witwaspraktijken en drugsgeweld, obesitas, met name in de westerse wereld, maar ook elders, werkdruk en burn out, ook het verschijnsel dat werktijd toeneemt in plaats van afneemt, toename van het verschil tussen arm en rijk, waarbij zeer rijken relatief minder belasting betalen, macht van multinationals, zoals Apple, Microsoft, Google, Facebook, Exxon, Shell en Alibaba.
Deze problemen bedreigen de stabiliteit in de wereld en het welzijn van mensen. Het valt me op dat veel van deze problemen een gemeenschappelijke noemer hebben, namelijk het gebrek aan respect voor wat we gekregen hebben en ons ter beschikking staat: de natuur, ons lichaam, onze geest, onze medemensen, kort gezegd de schepping. Waar in vroegere tijden tot God gebeden werd om een goede oogst en hem door middel van offers dank gebracht werd als de oogst gelukt was, hebben we de laatste decennia geleefd of alles wat ons ter beschikking staat vanzelfsprekend is en is de dankbaarheid daarvoor verdwenen.
Met het toenemen van de ontkerkelijking, maar ook in landen waar godsdienst nog wel een belangrijke rol vervult, wordt de samenleving getekend door materialisme en macht. Het gebrek aan respect voor de natuur uit zich bijvoorbeeld in de klimaatproblemen en het uitputten en vervuilen van het aardoppervlak, het respect voor het eigen lichaam bij obesitas, het respect voor onze geest bij de eisen die we aan onszelf stellen om te presteren en het in de ogen van de ander goed te doen, en het respect voor de medemens bij de aanpak van het vluchtelingenprobleem en de uitgeoefende werkdruk. Het is niet alleen zo dat het woord God uit onze woordenschat verdwijnt, dat is ook het geval met onze verwondering, soms ook verbijstering, over en respect voor de schepping. Dankbaarheid voor wat ons ten dienste staat in de natuur, in ons eigen lichaam, in onze medemensen, lijkt verdwenen te zijn. Kwets-baarheid krijgt pas aandacht als we ermee geconfronteerd worden en we in nood raken.
Voor mij is de essentie van het God-als-mens-evangelie dat we onszelf en de ander niet als een menselijke verdienste zien, dat de samenleving niet maakbaar is, maar erkennen dat de mens en de maatschappij levende organen zijn waarvan het welbevinden afhankelijk is van passende zorg en aandacht. Ik betreur het dat deze religiositeit in ons genootschap onder-belicht lijkt te raken bij alle activiteiten. Dat religieuze gevoel beschouw ik als voedingsbodem voor onze activiteiten. We brengen geen offers meer aan God om onze dank te brengen. Onze dank voor wat we gekregen hebben drukken we uit in onze levensstijl, in de wijze waarop we datgene waarvoor we verantwoordelijk zijn uitvoeren. Als voedingsbodem minder aandacht krijgt, zullen de daarop groeiende planten minder floreren en de vruchten minder sappig en gezond zijn. Zo ook mens en maatschappij, in plaats van dankbaarheid komt er onverschil-ligheid of onvrede.
Er is veel verbeterd in de laatste zestig jaar door vergroting van de individuele vrijheid en verantwoordelijkheid, maar we moeten oppassen met het weg laten lopen van het badwater (sociale controle) niet ook het kind (dankbaarheid voor wat we mogen beheren) te laten verdwijnen.
[1] www.vanoosbreestichting.nl /recente lezingen
Beste Rob,
Een actueel thema snijdt u aan in deze bijdrage. Met mijn nieuw-apostolische achtergrond delen we dezelfde religieuze wortels, maar ben onbekend met het door u aangehaalde ‘God-als-mens-evangelie’. Een toelichting zou mij helpen voor het geven van een aanvullende, inhoudelijke reactie.
Met vriendelijke groet,
Reinier van Markus