Door Hans Tiemersma /
Vanochtend luisterde ik naar cantate BWV 101 van J.S. Bach en werd getroffen door de schoonheid van de aria. Sopraan en alt wisselen elkaar af in een eenvoudige en heldere melodie. Bach zal al componerend achter zijn klavier zelf ook menigmaal getroffen zijn door de vondsten die hij op zijn notenpapier zag verschijnen. Zou die verwondering gewekt zijn dankzij of ondanks Bach’s enorme productie?
De vraag verschijnt op het moment dat ik mij afvraag of alle nieuws en alle veranderingen die onze welvaartsstaat over ons uitstort wel zo heilzaam zijn. Nieuws staat in hoog aanzien. Via het wereldwijde web worden grote en kleine gebeurtenissen onmiddellijk nieuws (toeslagen, corona, verkiezingen), maar we lijken te vergeten dat zodra nieuws bekend geworden is, het alweer oudbakken is. Zo laten we golven ‘nieuws’ over ons heenkomen zonder ons te realiseren dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is.
Datzelfde geldt voor de veranderingen – ook in het apostolisch genootschap – waar we zo’n nood aan lijken te hebben. Veranderen lijkt een synoniem geworden te zijn voor ontwikkelen en ook daar kunnen we nauwelijks de neiging onderdrukken om die te omarmen. Maar geldt voor veranderingen niet hetzelfde als voor nieuws? De inspiratie van de verandering ebt immers snel weer weg, waarna we eigenlijk op hetzelfde uitgangspunt belanden als voorheen. En leveren we ons bovendien niet uit aan bedrijven en organisaties die financieel juist gebaat zijn bij de veranderingsdrift? Laten we ons betoveren door het heil dat we van de verandering verwachten?
De Franse hoogleraar Frédéric Gros stelt, geïnspireerd door de Amerikaanse filosoof Joseph Thoreau: ‘de ware uitdaging ligt niet in het weten van wat er is veranderd, maar in het zich richten op wat eeuwig blijft’.[1] Dat motto is de reden dat ik het bovenstaande voorbeeld van Bach gebruikte. In de goede gewoonte ligt namelijk een schat verborgen. De goede gewoonte zorgt ervoor dat je steeds beter wordt in wat je doet, zodat er telkens weer nieuwe ontdekkingen verschijnen, waarbij je plots in het eendere het andere opmerkt. Niet in datgene wat toevallig verschijnt, maar in de dingen waarin je je langzamerhand steeds verder hebt verdiept. Toeval begunstigt dan hopelijk de voorbereide geest.
Ontneemt de maatschappelijke drift naar nieuws en verandering ons het zicht op wat werkelijk van waarde is? Dat is een vraag die bij mij blijft hangen. Ik heb er nog geen antwoord op. Maar terwijl ik dit stukje typ, heb ik de link naar Nos.nl uit de favorietenbalk verwijderd. Als kind van deze tijd laat ik mij immers op de golven van de nieuwsgaring en verandering meevoeren. En mis daardoor de schoonheid en de troost die het leven de moeite waard maken.
[1] Gros, Frédéric, Wandelen, een filosofische gids, De bezige bij, Amsterdam, 2019, tiende druk
Als verandering doel in zich is, is het een ongericht en oneindig proces. De vraag waarop is de verandering gericht en wat dat bij gaat dragen aan het realiseren van onze belangrijkste (tijdgebonden?) waarden is prealabel. Het proces zelf zal niet altijd direct helder zijn, altijd meanderen en altijd gelovigen en niet-gelovigen kennen. Er zal spanning blijven bestaan tussen de ideologie over de individu en die over de gemeenschap i.c. het collectief. Dit ongeacht hoe je het collectief definieert: gemeenschap, klasse of identiteit om maar wat te noemen. Het proces is wel meer dan ‘waarheen de stroom zich wendt’. De historie biedt aanknopingspunten. De belangrijkste beweging in de tijd zou kunnen zijn: de (meta-fysische) religie, de gemeenschap , al dan niet ideologisch gedefinieerd (ca. 1900), het individu (nu).
Nostalgie, het terug willen keren naar eerder? Naar mijn idee is dit niet hetgene dat ten grondslag ligt aan het ontstaan van dit schrijven. Ik meen in de onderliggende laag de ongerustheid over “het belangrijk maken van het veranderen op zich” waar te nemen. Niet over het veranderen als noodzakelijk onderdeel van het proces dat alles in de voortgang van de tijd doormaakt. Veranderen is onlosmakelijk verbonden aan de schepping en daarmee onderdeel van ons leven. Het is goed om regelmatig de door de mens tijdelijk vastgestelde regels op de hand te nemen en bij te stellen. Waar wij thans onder lijden is de bereidheid waarmee we ons in de na-oorlogse jaren hebben overgeleverd aan materialistische motieven. Wij hebben onze ziel verkocht aan de hebzucht en de gemakzucht. De razend snelle technische ontwikkelingen en op geld en macht beluste lieden, die reclame gebruikten om ons gedrag te beïnvloeden, hebben we de macht gegeven om onze maatschappij te kunnen ontmenselijken.
Het veranderen is een tak van industrie geworden die men een wetenschappelijk tintje heeft gegeven. Managers worden opgeleid in het idee dat veranderen absolute noodzaak is om goede resultaten te behalen. De verandering is hét middel voor de manager om zijn stempel te drukken en zijn successen aan te verbinden. Continuïteit en rust zijn waarden die een negatieve lading hebben gekregen. De grote onrust en onzekerheden die dit alles tot gevolg hebben, worden intussen als een zware last ervaren. Door de coronacrisis zijn we deze waarden gaan herontdekken en herwaarderen. De veranderingen die dit tot stand zal brengen moeten noodzakelijk zijn en ingang gezet worden, vanuit een gemis aan draagvlak voor de oude situatie. Noodzakelijke veranderingen moeten vanuit een redelijk beginpunt vertrekken en niet “om de verandering”.
We zijn gewend geraakt aan het belang dat gegeven wordt aan uiterlijkheden en verliezen dan de kernwaarden vaak uit het oog. Hierdoor wordt regelmatig het kind met het badwater weggegooid.
De tijdsconstante van de snelheid van veranderingen moet groot genoeg zijn om storende ruis eruit te kunnen filteren, maar ook weer niet zo groot dat we nu al eeuwigheidswaarden gaan vastleggen. Daartoe moet je eerst op voldoende afstand tot de eeuwigheid kunnen staan om haar waarden te kunnen beoordelen en we zitten er nu nog middenin.
Helemaal mee eens. In het digitale tijdperk worden rituelen vaak terzijde geschoven. Vaak met als motivering dat deze ‘niet meer van deze tijd zijn’. De vraag naar de waarde van ritualiteit wordt daarbij overgeslagen. Het beantwoorden van die vraag kan leiden tot het vinden van nieuwe vormen. Of zoals Hans Alma aangeeft: het vinden van nieuwe woorden voor wat onzegbaar blijft. Misschien heeft de zucht naar afschaffen van oude vormen te maken met wat Damiaan Denys schrijft over (ab)normaliteit. In een kraakhelder betoog in ‘Het tekort van het teveel’ beschrijft hij hoe we als individu en als lid van sociale groep(en) ons onbewust laten meevoeren op wat als normaal wordt gevonden: het is nu tijd om nieuwe vormen te zoeken.
Over Bach gesproken. In de cantate BWV 103 is de tekst van het openingskoor ‘Ihr werdet weinen un heuelen’ (gebaseerd op een tekst uit Johannes). Er is veel om over te weeklagen, maar er komt een tijd dat er vreugde zal zijn. Bach weet op deze droevige woorden contrasterende vreugde in de muziek te leggen (o.m. door twee kwinkelernde sopraninoblokfluiten). Geweldig hoe Bach het gevoel voor hoopvol leven en voor vergankelijkheid weet samen te brengen. Hij zet mij aan het denken. Zo is het afschaffen van rituelen een doordenken waard.
Damiaan Denys ‘Het tekort van het teveel’ Nijgh & van Ditmar, 2020
Barend Schuurman: ‘Bachs cantates toen en nu’, Damon, 2014
Bach: Cantate 103 (mooiste uitvoering door ‘Il Gardelino’
Een mooie overweging van Hans, een contemplatie op de moderniteit, die ons lijkt mij te voeren op de golven van voortdurende verandering. Wat ons echter dagelijks gepresenteerd wordt als nieuwsfeiten zijn meestal oppervlakkige veranderingen in het licht van lange termijn veranderingen, die zich meestal voor de waan van de dag verborgen houden. Het luisteren naar muziek brengt ons wel vaak bij onze meer duurzame zielenroerselen, die ons doen beseffen, dat er iets is wat door alle tijdelijkheid heen constant blijft en consistent is.
Evolutionaire veranderingen zijn m.i. niet maakbaar, maar dienen zich aan en komen vanuit het onbewuste van de mens tot bewustzijn en daarna tot nieuwe praktijken. Dit bedoelt Charles Taylor met sociale voorstellingen. Ze ontstaan uit voorbewuste concepten, die vaak al door kunstenaars, schrijvers, filosofen en in vroegere tijden misschien door profeten (mijn idee) ervaren zijn en langzaam aan gearticuleerd, d.w.z. vorm gegeven in taal of beeld of muziek dus vooral in schoonheid. Op het moment dat die sociale voorstellingen praktijken worden, ontstaat er een nieuwe cyclus van soms tegenstemmen of juist ook voorstemmen en dat zorgt heel geleidelijk weer voor veranderingen van binnenuit. Het is goed kritisch naar veranderingen in het apostolisch genootschap te kijken, maar dan wel vanuit een fundamenteel historisch besef, om ontworteling van het religieuze te voorkomen.
“Opletten waarheen de stroom zich wendt” vind ik nog steeds wel een wijze uitspraak. Het gaat misschien nog meer om de onderstroom. Taylor ziet daarin geen leidende rol van de filosofie, maar een dienende. Zij probeert in woorden te vatten wat men al enige decennia onbewust of voorbewust zo heeft ervaren. Hij gebruikt daarvoor het begrip “subtiele taal”.
Naar mijn idee worden de veranderingen in het apostolisch genootschap steeds zorgvuldig gekozen, met oog voor een breed draagvlak, d.w.z. een groot aantal die al langere of kortere tijd tot datzelfde bewustzijn zijn gekomen. Natuurlijk speelt er ook dat voor een aantal de veranderingen te snel gaan, maar ook voor een aantal niet snel genoeg. Dit is overigens ook een kenmerk van de democratie, die ook in het genootschap op enige wijze is binnen gekomen.
Ik volg de evolutie van het apostolisch genootschap naar een eigentijds religieus humanisme met grote belangstelling en hoop daar hoe dan ook een aandeel in te blijven houden.
Charles Taylor Een seculiere tijd Lemniscaat 2007, 1146 pag.
Van harte mee eens. Ons Werk gaat over eeuwigheidswaarden. Voortdurende veranderingsgezindheid, in het Latijn res novae .’nieuwe dingen’, leidt tot verlies van die waarden. Wat je weggooit, krijg je niet meer terug. Wim Brand schreef er 7 maanden geleden over op deze plaats: ‘ONZE RITUELEN’. en ikzelf op 25 augustus 2018, ‘EEUWIG GAAT VOOR OGENBLIK’. ‘Ik sluit mij aan bij de oproep tot herbronning van Hans Werner in de hieraan voorafgaande blog: ‘Kom tot de bron!’