Door Bastiaan Ouwens
Het onderwerp “transcendentie” houdt mij al lange tijd bezig, met name in verband met de ontwikkelingen binnen het Apgen, en dan vooral in het licht van de vraag hoe we “religieus humanisme” kunnen zien. Transcendentie is voor mij één van de pijlers van religiositeit. Het is echter zeer lastig te duiden wat transcendentie dan voor mij precies is.
Twee artikelen, van Brittany Polat (1) en van Paul van Tongeren (2) geven een goed overzicht van mogelijke posities daaromtrent. Je zou kunnen zeggen dat de meest “rechtse” positie over transcendentie is, dat ik mijzelf overstijg en mij verbind met een entiteit, God, die buiten de wereld wordt gedacht; de meest linkse positie is dat ik mij overstijg door mij te richten op de Ander, ander mens, dier, wezen, ding.
De classificatie van rechts naar links kan ook worden gezien als een continuüm: van een zeer orthodoxe opvatting over transcendentie naar een zeer vrijzinnige opvatting van transcendentie. Of nog anders gezegd: van een platonische opvatting (dualistisch) naar een materialistische opvatting (monistisch).
Transcendentie gaat voor mij gepaard met een beleving van extase, “stepping out”, zoals dat fraai wordt benoemd in het artikel van Brittany Polat over stoïcisme. Ook die extase kan gerangschikt worden van “rechts naar links”: een ervaring van volledig samenvallen met God (meest rechts) naar de spiritualiteit van het deel uitmaken van een groter verband (links). Dit artikel geeft wat mij betreft een heldere beschrijving van de transcendentie zoals die binnen het stoïcisme opgevat wordt, maar het is uiteraard haar positie en daarnaast bestaat er nog steeds discussie over hoe we binnen het stoïcisme transcendentie kunnen duiden.
Om die vraag over transcendentie binnen stoïcisme te kunnen beantwoorden heb ik me verdiept in hoe de stoïcijnen denken dat de werkelijkheid in elkaar steekt. Mijn bron daarbij is vooral het boek van John Sellars over stoïcisme (3). Er is een gebruikelijke driedeling om het stoïcisme te beschrijven: ethica, logica, en fysica. Deze drie domeinen staan niet los van elkaar, maar bovengenoemde vraag valt vooral onder het domein fysica. Dit domein behelst in het stoïcisme alle vragen die betrekking hebben op de fysieke wereld, incluis de fundamentele ontologie (de leer van het zijn, het bestaan, en het wezen ervan) en kosmologie.
Ontologie: in tegenstelling tot Plato, is bestaan voor stoïcijnen “body”, lichamelijk. Materialistisch. Dus zij wijzen de “ideeënwereld” van Plato af. Dat leidt tot allerlei lastige filosofische posities. Bijvoorbeeld: bestaat de ziel, bestaat rechtvaardigheid, bestaat deugd? Ja, zeggen de stoïcijnen, dat zijn ook “bodies”, ze bestaan en ze zijn lichamelijk. Er zijn vier typen entiteiten die niet bestaan en niet lichamelijk zijn, maar toch iets zijn, namelijk: leegte, tijd, plaats, en betekenis.
Ik wil daar mee aangeven dat de opvatting van de stoïcijnse werkelijkheid voor ons onnavolgbaar is en afwijkt van wat wij nu onder materialisme verstaan. Dat heeft natuurlijk alles te maken met dat wij, als moderne mens, inmiddels alleen nog maar binnen het kader van de hedendaagse natuurkunde kunnen denken. Maar dat impliceert ook een ander transcendentie-begrip. Wij interpreteren transcendentie nu immers vanuit een naturalistisch, materialistisch kader. Wij zijn gedwongen om binnen het kader van de wetenschap transcendentie een plek te geven. Immers, wanneer we buiten de wetenschappelijke kaders treden, worden we gezien als “fantasten”. Transcendentie moet dus op een of andere manier te rijmen zijn met onze wetenschappelijke opvattingen. Zelfs in de Nederlands-Christelijke wereld is het percentage van mensen die in een persoonlijke God gelooft, klein.
Nog kort iets over de stoïcijnse kosmologie, die voor ons begrip van stoicijnse transcendentie interessant is. De algemene opvatting is dat voor de stoïcijnen de kosmos een levend “Zijnde” is. De kosmos is bewust, rationeel, intelligent. Het is een bolvormig zijnde met de aarde in het midden. De kosmos zelf is eindig en wordt omgeven door de oneindige leegte. Eens in de zoveel tijd is er een vuurzee en sterft de kosmos en wordt vervolgens herboren. Dit eerste vuur, het zogenaamde creatieve vuur, doet de vier elementen ontstaan: water, aarde, lucht en vuur, waaruit de wereld is opgebouwd. De kosmos wordt bijeen gehouden door de “adem”, pneuma, die de kosmos doordringt. In het artikel van Brittany Polat wordt dit “divine energy”genoemd. Echter, de pneuma moet niet worden opgevat als iets dat buiten het lichamelijke, de materie bestaat, zoals een God die de materie in gang zet. Nee, God is voor de stoïcijnen de “natuur”, zowel het actieve als het passieve element. Transcendentie kan voor een stoïcijn dus alleen de betekenis hebben van het jezelf overstijgen in de natuur, in alles wat er is, het Zijn, de kosmos.
Het is voor mij nog een interessante vraag wat nu de positie voor apostolischen zou kunnen zijn, als het gaat over transcendentie en hoe de beleving van ‘extase’ – op een schaal van samenvallen met God, naar deel uitmaken van een groter verband – daarin dan een rol speelt.
1. Zie: https://thesideview.co/journal/on-stoic-transcendence/
2. Verschenen in: Rudi te Velde & Harm Goris (red.), ‘Levensbeschouwelijke vorming. Tussen filosofie en religie’ Valkhof Pers, Nijmegen 2009 (Annalen van het Thijmgenootschap, afl. 97.3)
3. John Sellars, Stoicism, Routledge 2014
Mooie overweging, Bas! Doordenkend heb ik vraagtekens bij het wetenschappelijke model. We weten niet alles, zelfs maar weinig over het bestaan. Kan er sprake zijn van een dubbele extase, waarin ik mij verbonden weet met het groter verband EN met God? Zoals Abel Herzberg stelt: ‘Al door het zeggen van het woord / Deelt men, scheidt men en schendt / Het alomvattende, dat men niet kent, / Dat ik niet aanwezig weet of alleen maar vermoed, / Dat ik niet uitspreken kan en toch uitspreken moet.’
Je zou het dan als horizontale (met het groter verband) en verticale (met God) transcendentie kunnen benoemen.
Verbonden met God, het overstijgende die ik ontmoet in het gelaat van God in de ander. Dus wezenlijk zijn wij ook God (geschapen naar zijn beeld en gelijkenis) en zijn wij tot scheppen in staat. Ik overstijg mezelf door me te richten op de ander en ervaar overstijging in mijn ontroering. Is dat extase? We zijn sterrenstof, okay. Maar waar komt het DNA dan vandaan en de mogelijkheid tot leven? En waar vind je de ziel en waar komt die vandaan? We weten veel niet ook al willen we alles verklaren. Het vertikale is ook het niet begrijpen, in verwondering komen voor de schepping en het ontvankelijk zijn voor het overstijgende.
Voor mij heeft transcendentie niets met extase te maken. Transcendentie is voor mij wat we als mens aan structuur nodig hebben voorbij het materiële om het leven te kunnen hanteren. Denk aan begrippen als liefde, haat, verdraagzaamheid, empathie, geloof, kortom dat wat het materiële overstijgt.
Een interessant artikel! Voor wie in deze materie van transcendentie, en dus ook immanentie, dieper wil graven is het in 2021 uitgekomen boek van Prof. Clare Carlisle ‘Spinoza’s Religion’ een aanrader. Het is een uiterst erudiet boek over de ‘Ethica’ van Spinoza en zijn diep religieuze en filosofische zoektocht die tegelijkertijd een moderne theologie is. Ze volgt daarbij ook de sporen inzake denken over God van o.a. Augustinus en Thomas van Aquino en vergelijkt deze met het denken van Spinoza. Hoofdstukken met namen als ‘Being-in-God’, ‘How to love God’ en ‘Eternal Life’ geven al aan dat Carlisle Spinoza als een diep religieus mens en denker ziet, die in zijn tijd (maar ook voor nu) radicaal andere wegen wijst..