Door Peter van der Hulst /
‘Kerstfeest, lichtfeest’ is een bekende uitspraak, ook in het Apostolisch Genootschap. Maar het is meer dan alleen de geboorte van het ‘Licht der lichten’. Het kerstverhaal is de ultieme verbeelding van twee universeel aanwezige machten, zijnde de macht van het controlerend gezag en de macht van de in alles en allen aanwezige scheppingsdrang. De eerste macht wordt in het verhaal gepersonifieerd door keizer Augustus, de eerste keizer van het machtige Romeinse rijk. Hij wilde controle over zijn onderdanen: gehoorzaamheid, zelfs onderworpenheid aan hem en zijn wetten. Gebruik van geweld was een geoorloofd en veel gebruikt middel, tot de meest gruwelijke straffen aan toe, voor hen die de keizer tegenwerkten. Het doel van de volkstelling die hij organiseerde was niet gericht op het welzijn van zijn onderdanen, maar op een efficiënt bestuur met optimale belastingopbrengsten die dan weer gebruikt konden worden voor handhaving en uitbreiding van zijn macht. Om die macht uit te stralen woonden hij en de Romeinse elite in prachtige paleizen en werden spectaculaire feesten voor het volk georganiseerd.
Hoe anders is die tweede macht, die van het kindje Jezus dat in de kerstnacht wordt geboren. Zijn komst was misschien niet eens een gewenst, in ieder geval ongepland. Volkomen afhankelijk van zijn ouders werd hij geboren in de stal van een herberg. Maar een kind heeft ook macht. Het roept liefde en verantwoordelijkheidsbesef op bij zijn ouders en verwondering voor het leven. Het niet begrepen wonder doet ouders, herders en de aanzienlijken der aarde vol ontzag neerknielen. Een kind doet de machtigen der aarde tot aanbidding komen.
Deze twee machten zijn er als elkaars tegenpolen ook in onszelf en in de huidige samenleving.
Regelmaat, orde en voorspelbaarheid zijn een groot goed in ieders privéleven. Een vaste baan, een prettige woning, een goede gezondheid, kortom ons geestelijk en lichamelijk welzijn vormen een heel belangrijk doel in ons leven. Die wens tot controle over ons eigen leven levert tegelijkertijd ook conflicten op wanneer anderen ons daarbij in de weg lopen. Het onvoorziene en ongewenste zouden we het liefst willen uitbannen. Tegelijk verlangen we allemaal naar vriendschap, broeder- en zusterschap, want zonder mooie, harmonieuze menselijke contacten is het leven niet genietbaar. ‘Wil ik leven moet ik geven, overal en altijd weer’ zongen wij ooit. Ook die macht is in ons aanwezig, de macht om te kunnen schenken.
In de maatschappij zien we een steeds grotere behoefte aan controle, om daarmee gezag op allerlei terreinen te kunnen handhaven en zelfs af te dwingen. Nationale en Internationale inlichtingendiensten zijn onmisbaar geworden, naar wordt beweerd, voor onze veiligheid. Particuliere ondernemingen die qua grootte veel nationale staten overtreffen zoals Google en andere ‘Big Data organisaties’ doen hun uiterste best om ‘Big Brother is watching you’ van George Orwell in zijn boek ‘1984’ te overtreffen. De volgende stap is dat zij bezit willen nemen van onze gedachten en daarmee van ons doen en laten. En wie niet mee wil doen dreigt sociaal uitgesloten te worden. Tegelijk zien we ook tegenkrachten. Mensen verlangen naar meer kleinschaligheid en een samenleving die ze nog kunnen overzien.
Momenteel worden we geconfronteerd met zeer ingrijpend oorlogsgeweld op meerdere plaatsen in de wereld. Henriëtte Roland Holst schrijft in haar overbekende, beroemde gedicht over de zachte krachten (eerste couplet):
De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind – dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.
Henriëtte Roland Holst zegt te geloven in de ‘overwinning van de zachte krachten in het eind’, maar dat is beslist geen uitgemaakte zaak en als het dat toch is, wanneer is dan ‘in het eind’? Na de tweede wereldoorlog was er een alles overheersend gevoel van: ‘Dat nooit meer’. Maar het gebeurt nog steeds, overal in de wereld. We zingen met kerst ‘Vrede op aarde, in mensen een welbehagen’, maar niemand van ons ontkomt eraan dat zijn of haar gedachten uitgaan naar Oekraïne, het Midden Oosten en andere oorlogsgebieden in de wereld. Het beeld van ‘eb en vloed’, van ‘dag en nacht’, van ‘zomer en winter’, van ‘Oorlog en vrede (Tolstoj) ’ komt in mij op. We blijken te leven in een wereld waar twee machten een permanente, maar gruwelijke ‘Balance-act’ lijken te houden. Nu eens wint de een en dan weer de ander.
Henriëtte Roland Holst lijkt zelf ook wel een beetje te twijfelen aan de goede afloop, als zij als waarschuwing zegt: Dit hoor ik als een innig fluisteren, maar het licht mag niet gedoofd worden, want dan verdwijnt alle warmte!
Met andere woorden, want zo lees ik het, het gaat uiteindelijk niet in de eerste plaats om de overwinning maar om de aanwezigheid van het licht dat niet mag doven.
Maar er is hoop; we maken vorderingen, zij het gering. Waar oorlogen in het verleden (en ook vandaag nog) gehouden werden om de eer en vergroting van de macht van een heerser die daar blijkbaar recht op meende te hebben of voor de uitbreiding van een land dat blijkbaar nog niet groot genoeg is (en dit alles ter meerdere glorie Gods en in Zijn Naam), komen we steeds meer tot de conclusie dat het beter is je leven te wijden aan het welzijn van de mens, van alle mensen wel te verstaan.
Een prachtige overdenking die mij veel zegt.
Weekbriefwaardig.
Ook de verbinding met klassieke gedachten en herbronning zijn erg belangrijk voor mij. Er zijn weinig reacties omdat er weinig is te zeggen op dit. Dank, Peter, voor je inspiratie en richting.