Door Ton Pel /
Er is iets bijzonders met woorden, met taal. Een eenvoudig voorbeeld is: ‘een ijsje’. Een ijsje is letterlijk geen ijsje. Het is een woord waar je, zonder meer, niet warm of koud van wordt. Hoe kan het dan dat vele vingers omhoog gaan als gevraagd wordt: ‘wie wil er een ijsje?’ Ik denk omdat een ijsje bij de meesten met prettige ervaringen verbonden is. Ze kunnen in detail verschillen maar zijn, los daarvan, voor velen ongeveer gelijk, of je in Hilversum of Napels woont, nu of vijftig jaar geleden. Bijvoorbeeld toen we een ijsje kregen omdat we spontaan iemand hielpen, of omdat een ijsje zo fijn was toen je pijn had aan je geschaafde knie, of toen je zittend in het gras in de warme zon met je meisje je eerste ijsje met slagroom at. Zo bekeken is een ijsje veel meer dan alleen een woord. Woorden hebben een ‘lading’ en kunnen, zeker als ze in een lied op muziek zijn gezet, een sleutel vormen tot bewuste of onbewuste diepe ervaringen van vreugde, verdriet of troost. Je zou ze ieders persoonlijke erfdeel kunnen noemen.
Dit soort gedachten komen wel eens bij me op als ik merk dat sommige apostolische liederen vanwege woorden waaraan misschien ‘een gedateerd, of niet universeel luchtje zit’, worden afgeschaft, of van een sterretje zijn voorzien. Het lijkt wel een poging om woorden te vermijden die niet apostolischen zouden kunnen misverstaan omdat ze de soms eeuwenoude bronnen ervan niet of niet meer kennen. Met als resultaat soms nieuwe uitingen die heel algemeen zijn of ellenlange, verklarende teksten die, hoe goed ook bedoeld, niet ‘door alles heen’ klinken, die niet ‘het hele huis’ doen geuren en die in laden verdwijnen. Vanuit de biologerende gedachte ‘leven is veranderen’?
Wordt mijn erfdeel inclusief muziek aan de dijk gezet en wordt dat achteraf meegedeeld? Ik snap dat taal, woordgebruik, geleidelijk verandert. Maar waarom abrupt ‘schrappen’ en ‘afschaffen’? Volgens mij zijn er wel tig manieren om degenen die dat willen te betrekken bij het ‘proces van oud naar nieuw’. Gelukkig zijn er ook liederen waarvan de vertrouwde muziek van nieuwe woorden is voorzien en ook, niet algemene, eigentijdse nieuwe liederen.
Ik pleit voor (apostolische) taalontwikkeling waarbij ’traditioneel’ en ‘eigentijds’ een tijdje naast elkaar bestaan. Zelfs als woorden niet meer precies de lading dekken maar (nog) wel dierbare herinneringen oproepen. Dan zal in de praktijk blijken wat minder bruikbaar is of, ook voor jeugd, beter past bij deze tijd. Zo’n oud-naast-nieuw verschijnsel lijkt me eenvoudig uit te leggen aan mensen die serieus kennis willen maken met ons genootschap. Zoals je aan nieuwe Nederlanders kan uitleggen waarom we bij gelegenheid bewogen zingen ‘de koning van Hispanje heb ik altijd geëerd’.
Op 8 oktober organiseert de Van Oosbreestichting een symposium: ‘Zingt den Almachtige een vroolijk lied’, waarbij NAK en ApGen samenwerken.
Waar zal dit plaatsvinden? Lijkt me zeer interessant om bij te kunnen wonen.
Uit het hart gegrepen
Van harte mee eens. Je krijgt theologie/ideologie en liedteksten nooit ‘kloppend’. Het gaat niet om systeemdenken, maar om geloofservaring en om respect voor traditie. Liederen blijven je langer bij dan weekbrieven of diensten. Het apostolische liedgoed, oud en nieuw, verdient zorgzame aandacht, het is een culturele erfenis.
Op 22 april zal Johan Giskes in het kader van het seminar religieus humanisme een voordracht houden over apostolische muziek. Op 8 oktober organiseert de Van Oosbreestichting een symposium: ‘Zingt den Almachtige een vroolijk lied’, waarbij NAK en ApGen samenwerken.
Met interesse gelezen. Voor een groot deel onderschrijf ik het ook. Muziek raakt ons, maar in welke mate verschilt per persoon en hangt ook af van het moment en de omstandigheden. Veel liederen hebben voor mij nog veel ‘gevoelswaarde’ voor een ander mogelijk niet. Het is geraakt worden in je ziel door de muziek in combinatie met herinneringen, ervaringen, de ontmoeting en woorden. Als je geen ervaringen hebt en geen herinneringen dan doen de woorden er toe..De huidige combinatie van vertrouwde muziek met nieuwe woorden en eigentijdse nieuwe liederen vind ik mooi. Ik neem aan dat dit zorgvuldig gebeurd en het niet abrupt ‘schrappen en afschaffen’ is. Dat het breed gedragen zou moeten worden onderschrijf ik. Maar het weer gaan zingen van ; Roept het uit, Gij eerst’lingskind’ren! Komt! Verheft met kracht uw stem, Spreekt vrij-uit van uw Apostel en getuigt met vreugd van Hem! Nee daar zit ik niet meer op te wachten..
En… ik vind een Magnum lekkerder dan een ijslolly… 😉