Door Chris de Werd /
In de Stroom, blad van het Apostolisch Genootschap, van maart 2020 spoort Jan Zandstra zijn lezers aan uit hun religieuze cocon te kruipen.[1] Uit je religieuze cocon kruipen! Dat heeft iets van: laten zien wat religieuze inspiratie met je doet! Religieus gemotiveerde medemenselijkheid! Een aansporing die bij apostolischen niet aan dovemansoren is gericht. En dan van Jan Zandstra, die we kennen als begenadigd cartoonist die niet te beroerd is om apostolische gewoonten en gebruiken met milde spot op de korrel te nemen!
Maar hij blijkt iets heel anders te bedoelen. Hij spoort ons juist aan om ons apostolische gedachtegoed langzaam maar zeker van zijn religieuze karakter te ontdoen. Willen we ons genootschap in stand houden, zegt hij, dan moeten we onze religieuze cocon, onze religieuze woorden, onze religieuze gebruiken en gewoonten juist afwerpen. Dus inclusief het gebruik van begrippen als ‘God’ en ‘de schepping’. Pas dan zal onze medemenselijkheid zich op rationele gronden kunnen ontwikkelen en schrikken we als genootschap buitenstaanders niet af.
Voor wat hij voorstelt geeft hij verschillende redenen, die erop neer komen dat onze religieuze opvattingen onwetenschappelijk zijn en het feit dat religie voor (onze) jongeren en voor buitenstaanders onaantrekkelijk is. Inderdaad: apert onwetenschappelijke opvattingen verdienen een kritische blik. Veel waar we vroeger in geloofden – wonderen, profeten, Gods hand en noem maar op – is terecht gesneuveld door de rationele, wetenschappelijke benadering die sinds de Verlichting onze wereld is gaan beheersen. En zeker: we zijn de wetenschap dankbaar voor wat ze ons allemaal aan welvaart, veiligheid en gemak gebracht heeft. Zo zouden we ons bij deze corona-crisis aan de goden overgeleverd voelen zonder de medische wetenschap.
Maar zoveel als wetenschappen te zeggen hebben over hun vakgebied, zo weinig hebben ze te bieden over zaken die daarbuiten vallen. Ook op dit punt geldt de uitspraak van Wittgenstein: ‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen.’ Doen ze dat wel, of worden er namens die wetenschap dingen beweerd, dan is dat, zoals astrofysicus en chemicus Gerard Bodifee zegt, pretentieus. De wetenschappen ‘behoren te zwijgen over existentiële vragen, natuurwetten hebben niets van doen met ethiek’. En: ‘Wetenschap zie ik als een zeer vruchtbare manier van kijken naar de werkelijkheid, maar draagt er geen haar aan bij … ik verwacht geen antwoorden op ethische vragen van de wetenschap. Dat kan zij niet. Wetenschap is waarnemingen doen en een model bedenken waarmee je voorspellingen kunt doen. Bij de zin van het leven gaat het erom betekenis aan die feiten te geven… Het is een groot probleem van deze tijd dat het geloof in de wetenschap veel te absoluut is.’ [2]
Bodifee raakt hiermee de kern van het probleem. Wat heeft de wetenschap ons over dankbaarheid of vergevingsgezindheid te zeggen? Niets. Laat staan dat ze in staat is zin en betekenis aan ons leven te geven. Omgekeerd zou je kunnen zeggen dat juist religie iets zegt over het gebied waarover de wetenschap niet kan spreken.
Is religie voor jongeren en buitenstaanders onaantrekkelijk? Dat is een marketing-vraag.
Het antwoord is dat het ervan afhangt hoe je het bekijkt. Volgens het CBS lijkt het er inderdaad op dat steeds minder mensen naar de kerk gaan. [3] Maar het CBS gaat daarbij alleen uit van religie in de zin van ‘lidmaatschap van een kerk’, waarbij de geconstateerde daling sinds 2012 ook nog eens vrijwel geheel voor rekening van de Rooms Katholieke kerk kwam.
Religiositeit speelt zich in toenemende mate ook buiten kerken af. Dit laat zien dat lidmaatschap van een kerk in onze tijd niet meer hetzelfde is als religiositeit.[4] Religiositeit lijkt de laatste decennia misschien dan wel verminderd, maar religiositeit is vooral veranderd. Mensen sluiten zich minder aan bij een kerk, maar blijken voor zichzelf allerlei praktijken uit verschillende spirituele richtingen te gebruiken. De zoektocht naar spiritualiteit wordt diverser en individueler. Religiositeit in de zin van spiritualiteit lijkt dan ook onder jongeren de laatste jaren juist toe te nemen.[5]
De voorstellen van Jan Zandstra zouden daarom desastreus uit kunnen pakken. Ze zijn gebaseerd op overschatting van wat wetenschap vermag. Ook zijn marketing-ideeën om het apostolische werk aantrekkelijk te maken lopen het gevaar verkeerd te vallen. Zelfs als je zaken als betekenis- en zingeving ziet als iets dat een marktaandeel moet veroveren, wil hij, als ik zijn gedachtegang goed begrijp, juist een groeiend marktsegment overboord zetten door religiositeit uit het genootschap te verbannen.
Hij gooit het kind met het badwater weg.
[1] De Stroom, nr 69 – 2020, Ledenblad van het Apostolisch Genootschap. Jan Zandstra, Het is tijd om uit onze religieuze cocon te kruipen.
[2] Fokke Obbema, De zin van het leven,p.130, Atlas Contact 2019. Een bundel Volkskrantartikelen naar aanleiding van Obbema’s hartstilstand in 2018.
[3] CBS Wie is religieus en wie niet? 2018. Artikel uit de CBS-reeks Statische Trends.
[4] Het onderscheid tussen religiositeit en spiritualiteit laat ik even voor wat het is. Je kunt ook religieus zijn zonder tot een bepaalde religie te horen.
[5] Michiel van Elk, Extase, over de Godhelm en andere religieuze experimenten, Uitgeverij Boom 2017
Inderdaad, de kern van wat ik zeg is dat religiositeit of spiritualiteit niet wetenschappelijk is. Dit soort dingen kan niet wetenschappelijk gevangen worden. Als je dat wel doet en je oordeelt ‘wetenschappelijk’ dat het afgeschaft kan worden, dan verwijder je juist het belangrijkste: je gooit niet alleen het badwater weg, maar ook het kind.
Waarom dan de opmerking maken dat Jan Zandstra “het kind met het badwater weggooit”?
Dat is net zo onwetenschappelijk als de klacht die over de opmerking of aansporing van Jan Zandstra gemaakt wordt… denk ik.
Reactie op Het kind en het badwater. (Op de keper beschouwd)
In het artikel van Jan Zandstra “Het is tijd om uit onze religieuze cocon te kruipen.” in de Stroom van maart 2020 lees ik in de eerste alinea “Daarnaast bestaat er in het genootschap zo’n verscheidenheid aan omschrijvingen van God, dat buitenstaanders, maar ook wijzelf daar geen chocola van kunnen maken”.
Bovendien geeft hij er blijk van een puur atheïstische kijk op het ontstaan van leven te hebben en meent hij dat ethiek op basis van humanistische overwegingen voldoet. Hij concludeert dat het jammer is als ons genootschap verloren gaat voor de taak die ze heeft in de samenleving, hetgeen in haar doelstellingen naar zijn mening juist is omschreven en een, oudere dan de christelijke, oorsprong heeft die in ons DNA is meegegeven. De teloorgang van het Apgen zou zijn oorzaak vinden in de desinteresse van jongeren voor religie.
Ik ben het met hem eens dat we in het Apgen geen werkbaar godsbeeld hebben en een onaantrekkelijke wijze van presenteren van onze denkbeelden voor mensen die geen of een korte geschiedenis met ons Apgen hebben.
Chris de Werd schrijft in zijn reactie “Wat heeft de wetenschap ons over dankbaarheid of vergevingsgezindheid te zeggen? Niets!” en vervolgt “Omgekeerd zou je kunnen zeggen dat juist religie iets zegt over het gebied waarover wetenschap niet kan spreken.”. Waarmee hij ingaat tegen het idee van Zandstra dat de mens voldoende zin kan vinden in een materialistische oorzaak van ons bestaan en humanistische beweegredenen.
Ik ondersteun de mening van de Werd dat “het kind met het badwater wordt weggegooid” als we ons religieuze karakter zouden laten vervallen. De Werd meent dat de hang naar spiritualiteit ook onder jongeren de laatste jaren juist lijkt toe te nemen. Het is inderdaad opvallend dat men vele uitingen ziet van rituelen door jongeren die duiden op een verlangen naar iets dat boven het materiële uitgaat. In de media wordt er regelmatig aandacht aan geschonken in vraaggesprekken en publicaties. Het lijkt me dat de grootste groep daarin aan de oppervlakte blijft en blijft steken in de uiterlijkheden en een kleine groep diepere beweegredenen heeft.
Indien we van ons Apgen een puur humanistisch genootschap maken is haar nut van zulk een geringe betekenis vergeleken bij professionele organisaties als b.v. Het Leger des Heils en het Humanistisch verbond. De aantrekkingskracht die nodig is om een gezonde organisatie overeind te houden zal evenals thans verwaarloosbaar zijn. In de huidige situatie zijn we bezig onderdak te bieden aan een grote groep ouderen die een sterke band hebben opgebouwd, met het Apgen en haar leden. Vernieuwing is een absolute noodzaak.
“Het kind” is een geëvolueerde religieuze beweging met een Godsbeeld dat kan samengaan met wetenschappelijke bewijzen die het ontstaan van het heelal en de aarde met al het daarop voorkomende leven verklaren. Dat de evolutietheorie hieraan voldoet is een “religie” die zeer ongeloofwaardig is.
Wil het Apgen de huidige beschikbare middelen aanwenden om te groeien naar een beweging die iets heeft te bieden waaraan de mensheid werkelijk behoefte heeft dan is het zeker niet een goed idee het om te vormen tot een flauw aftreksel van een professionele organisatie die er al is. Beter is het om te zoeken naar een vorm van een overkoepelende religie waarin de basis van elke religie aanwezig is en ruimte biedt aan een veelkleurig Godsbeeld. Waar rituelen logisch zijn en functioneel.
Ik ben het eens met Chris de Werd dat we “juist een groeiend marktsegment overboord zetten door religiositeit uit het genootschap te verbannen.”
Willem Vis van Heemst
Lemmer, 28 april 2020
Het huidige Genootschap heeft godsdienstige wortels. Voor sommigen hebben die geen gevoelswaarde meer, voor anderen wel. De mate waarin men in het woordgebruik de godsdienstige wortels wenst te benoemen loopt dus uiteen.
De kernboodschap, vaak verwoord met het credo “In liefde werken aan een menswaardige wereld”, heeft te maken met ethiek, met compassie. Als we deze boodschap als gemeenschappelijk element zien, zou je m.i. over andere zaken, zoals inspiratiebronnen en woordkeuze, opgewekt van mening moeten kunnen verschillen.
Jan Zandstra betoogt in een intern periodiek dat de ballast van historisch gegrond woordgebruik een heldere overdracht van deze kernboodschap in de weg staat. Een integere en creatieve analyse. Ik kan me er geheel in vinden, ook in zijn opvatting dat ethiek niet uit religie voortkomt, maar een evolutionaire basis heeft. Waarover we dankzij wetenschappen als biologie en neurologie meer aan de weet zijn gekomen.
Het neemt niet weg dat je een warm gevoel kunt houden voor je wortels, en binnen een bepaalde context woorden gebruikt, die op zich verwarrend zijn, maar binnen die context een eenduidige en inspirerende betekenis hebben.
Remonstranten en doopsgezinden hebben ook zo’n mooi credo:
Eenheid in het nodige;
Vrijheid in het onzekere;
In alles de liefde.
Zolang we die liefde niet alleen in het vaandel houden in mooie credo’s, maar vooral in de praktijk, dus ook in woord en geschrift, ben ik niet bang dat we met het badwater iets kernachtigs verliezen.
Dank voor deze bijdrage. Ik ga nog eens goed lezen, maar ben het op hoofdlijnen volledig eens met het betoog zoals hier weergegeven. Het proces van het kind en het badwater is al heel lang gaande.
Bij een bezoek aan Berg en Dal werd ik rondgeleid naar de galerij van Apostelen, boven. Mijn vraag was: waar is het portret van L. Slok? Antwoord: “die deur hebben we dicht gedaan.”
Begon daar het kind en het badwater?
Want Apostel L.Slok hangt niet in de galerij. Zo bezien is alles dus al bepaald sindsdien en feitelijk geen keuze meer.
Zal ik u eens wat vertellen ? Ik schrik van dit artikel: dat de foto van apostel L slok achter dichte deuren is gegaan. Ik zou bijna zeggen, dat hier geschiedvervalsing plaats vindt. Is dit ook te danken aan Jan Zandstra? Ik ben het helemaal niet eens met zijn ideeën. Het is een zeer roerige tijd binnen het Apgen en er zijn veel verdrietige mensen, ook vanwege het boek Apostelkind, waarin over verschillende vroegere geestelijk verzorgers wordt gesproken. Renske’s boek laat zien, dat er veel zielen zijn beschadigd. Hoe meer ik daarover lees – ook alle commentaren – dan word ik er steeds meer naar van. Als ik niet met hart en ziel apostolisch was, dan had ik misschien het werk verlaten.