Door Rob Tijdeman /
De taal die in het Apostolisch Genootschap wordt gebruikt heeft in de achterliggende decennia ingrijpende wijzigingen ondergaan. Deels is dat het gevolg van veranderde inzichten, deels het gevolg van een pogen om beter aan te sluiten bij het gangbare taalgebruik in de Nederlandse samenleving. Declamatorium is Kerstwijding geworden, diaken eerst dienende en daarna geestelijk verzorger, opziener werd landelijk voorganger en oudste districtsvoorganger. Ook de taal in de weekbrieven is nu veel toegankelijker voor niet-apostolischen. Deze trend, die door apostel J.L. Slok is ingezet, juich ik toe.
Ook in mijn vakgebied, de wiskunde, wordt zo veel mogelijk aangesloten bij het taalgebruik in de maatschappij. Getal, oppervlak, driehoek, grootste gemene deler, gemiddelde, het betreft dezelfde begrippen. Daarnaast zijn er echter talloze begrippen die wiskundigen ingevoerd hebben en die nauwelijks in de maatschappij bekend zijn. Soms worden woorden gebruikt die tot het dagelijks taalgebruik horen, maar in de wiskunde een heel andere betekenis hebben: ring, lichaam, transcendent, graaf, boom, integraal, enz. Soms worden woorden en uitdrukkingen gebruikt die buiten de wiskunde en toepassingsgebieden geen betekenis hebben, zoals diophantisch, hermitisch, lineair onafhankelijk, algebraïsch en topologisch. Die woorden hebben wiskundigen nodig om elkaar hun bedoelingen duidelijk te maken. Ze hebben zich meer dan anderen in eigenschappen van bepaalde concepten verdiept en hebben daarvoor woorden nodig.
Daar waar groepen mensen een identiteit delen en daar zich in specialiseren, hebben ze eigen termen nodig. Dat is zo in elke sport, bij vliegtuigen, groenten, verzekeringen, computers, noem maar op. Ook het Apostolisch Genootschap had vele termen die voor de ingewijden een specifieke betekenis hadden. Denk aan eigening, godsvertrouwen, God-als-mens evangelie, voorzienigheid Gods, Godsvolk, Christus, Mond Gods. Iedere apostolische wist wat er met deze uitdrukkingen werd bedoeld en ze hadden tevens een gevoelswaarde. Deze termen worden niet meer gebruikt. Enerzijds omdat we over bepaalde zaken anders zijn gaan denken, anderzijds om zo min mogelijk een eigen woordenschat te hebben.
Het is heel goed om geen eigen woorden te gebruiken voor begrippen die net zo buiten het genootschap gebruikt worden. Maar als je geen eigen uitdrukkingen meer hebt voor waar je dieper graaft en genuanceerder denkt dan anderen, dan verlies je je identiteit. Specifieke termen hebben we nog wel voor onze rituelen: rondgang, zielsaanbieding, sluiten van het levensboek. ‘Apostel’ en ‘geestelijk verzorger’ hebben een andere betekenis dan buiten het genootschap. Laten we niet aarzelen om eigen termen in de dienst te gebruiken als we over ons gedachtegoed spreken, als daar in het dagelijks spraakgebruik geen termen voor zijn. Begrippen als God, godsvertrouwen, voorzienigheid Gods, eeuwige schepping zijn steunpunten in onze geloofsovertuiging en als deze woorden in onbruik raken en we geen andere termen voor deze begrippen meer hebben, vervlakt ons religieuze besef en daarmee ons religieuze gevoel.
Laten we niet bang zijn om eigen termen te gebruiken waar dat specifieke begrippen betreft en waarvoor nog geen woorden zijn. Als je voor het eerst in een kerkdienst komt (of in een wiskundecollege of in een rechtbank) hoor je woorden die je niet begrijpt. Voor mensen die voor het eerst in de dienst komen zal het niet anders zijn. In persoonlijke of themagesprekken met niet-apostolischen dien je gemeenschappelijke taal te gebruiken. In de intimiteit van de dienst gaat het om de apostolischen zelf. Mocht iemand daarbij aanwezig zijn die iets niet begrijpt, dan is dat een prachtig uitgangspunt voor een vervolggesprek.
Ik herinner me uit mijn kinderjaren een regel uit een kinderliedje/spel:
Wie met ons mee wil gaan moet onze manieren verstaan.
Hoe zijn jullie manieren?
Zo zijn onze manieren!
Wees gegroet lezer.
Jan Fredrikszoon
Het is goed om te blijven nadenken en kritisch te zijn. Taal is de spiegel van de ziel of het nu gaat over een vakgebied, over cultuur of over religie of ander thema. Taal geeft ook houvast binnen een groepen waarin mensen zich dan herkennen. Kijkend naar de geschiedenis van allerlei religieuze stromingen staan die bol van afsplitsingen omdat er veelal conflicten ontstonden over richting, doel of een ander onderwerp. Blijkbaar is de taal die we dan gebruiken niet bindend om het gemeenschappelijke te ontdekken. Taal is continu in ontwikkeling. Wij alle zijn of we nu willen of niet onderdeel van dat proces. En dat gaat gepaard met hobbels en bobbels. Ook binnen het Genootschap. Soms langzaam, soms revolutionair. Het credo ‘Wij zijn er voor God’ was zo’n ommekeer in de Apostolisch beweging. Het brak met het dualistisch godsbegrip. Er ontstond een nieuwe taal, die generaties konden omarmen. Er zullen er zijn die behoudend zijn en die vooruitstrevend zijn. Die meer diepgang zoeken en die het veel te zwaar vinden. Die diversiteit is er altijd geweest, echter nu zijn we veel mondiger om ons vrij te kunnen uiten. Geloofstaal zal blijven veranderen. En ik denk dat we het ‘gedoe’ hierover moeten omarmen. Door het gedoe kom je bij ieders kwetsbaarheid en dat is de kraamkamer van onze ziel in een nieuwe tijd, samen met de huidige generatie. Ik geloof in die kracht en ontwikkelmogelijkheden. Juist in tijden waar het schuurt en spannend is, ontstaan ongedachte en krachtige doorbraken.