Door Rob Tijdeman /
Het woord ‘geest’ wordt in veel betekenissen en samenstellingen gebruikt. Sinds enkele jaren gebruikt het Apostolisch Genootschap de term ‘geestelijk verzorger’, waar daarvoor termen als priester, (mede)dienende en zielsverzorger gebruikt werden. In ‘geestig’ klinkt geest heel positief, in ‘hoe groter geest, hoe groter beest’ heel negatief. Veel universiteiten kennen een faculteit van Geesteswetenschappen, maar dat is niet de faculteit waar geestelijk verzorgers gewoonlijk opgeleid worden. Wat bedoelen we eigenlijk met geest en met geestelijk verzorger?
De apostel verklaarde de keuze van de term geestelijk verzorger met het argument dat deze term ook gebruikelijk is buiten het genootschap. Dat is juist, maar aan geestelijk verzorgers buiten het genootschap worden eisen gesteld aan scholing en nascholing die het genootschap niet kent. De landelijke Stichting Kwaliteitsregister Geestelijk Verzorgers (SKGV) beheert het beroepsregister van geestelijk verzorgers. De SKGV waarborgt de kwaliteit van het professionele niveau van de beroepsgroep door een werkervaringseis en een verplichting tot nascholing met studiepunten. Dat is niet het geval binnen het Apostolisch Genootschap, ook al kent het wel vrijblijvende cursussen.
De eerste van de twaalf omschrijvingen van geest in mijn versie van Van Dale spreekt me aan: “datgene in de mens wat denkt, voelt en wil, beschouwd als een onstoffelijke zelfstandigheid”. “We zijn ons brein” luidt de titel van de hersenwetenschapper Dick Swaab. Het is echter als met het verschil tussen huis en thuis. Huis en brein bestaan uit materie. Je huis hoef je echter nog niet als een thuis te ervaren en zo ervaar je je geest als iets anders dan je hersenen. Mijn geest is voor mij wat mij mens maakt, de combinatie van gevoel, verstand, levensdrang, intuïtie en wil. Eigenlijk vind ik het mooi dat we een woord hebben voor het geheel, want te vaak worden verstand en gevoel tegenover elkaar gesteld. “Staat uw verstand u niet in de weg?”. Daarmee wordt gesuggereerd dat het intellect een obstakel is om apostolisch te zijn.
Mijn ervaring is dat het in het leven erom gaat om verstand en gevoel goed te laten samenwerken. Te veel gevoel maakt dat driften zoals woede, haat en jaloezie soms de overhand krijgen wat tot grote ontsporingen en ongelukken kan leiden. Te veel verstand betekent dat je te veel erop vertrouwt dat in het leven zaken te beredeneren zijn. In de menselijke samenleving zijn veel situaties te complex voor het verstand. We hebben al onze gaven en talenten gekregen om het leven in al zijn facetten aan te kunnen. Levenskunst is de vaardigheid om dat geheel te gebruiken en daarbij in elke situatie te onderkennen welke combinatie op dat moment gebruikt moet worden. De juiste vraag vind ik niet: “Staat uw verstand u niet in de weg”, maar “Heeft u uw gevoelswereld wel ontwikkeld en gebruikt u dat voldoende?”
Ik hoop van harte dat geestelijk verzorgers naast hun gevoel ook hun verstand gebruiken. Dan begrijp ik de overgang van zielsverzorger naar geestelijk verzorger.
Als we grote geest in bovengenoemde zin gebruiken, als optimaal gebruik van al onze gaven, stel ik voor om het in het begin aangehaalde gezegde te vervangen door: “Hoe groter geest, hoe groter feest.”
Een heel oude uitspraak van een districtverzorger toen oudste.
Lichaam – ziel – geest.
ziel in het midden, dit om lichaam en geest in evenwicht te houden.
Als het hoofd en hart geraakt worden bij de ontmoetingen ben ik meer dan tevreden..
De geest als feest.
Direct na de introductie van deze nieuwe titel voor ‘dienenden’, dacht ik toch echt dat geestelijk verzorger een professionele baan is die ik nog niet zo gemakkelijk gevuld zie binnen het Apostolische Genootschap.
Ik merk wel dat er geestelijk verzorgers zijn die menen in de loop van de jaren voldoende ervaring te hebben opgedaan om deze titel inhoudelijk te vullen. Dat kan ik mij voorstellen, maar ik vraag me wel af op welk niveau zij hun hulp en adviezen hebben aangeboden voordat zij de gewenste ervaring hadden.
Ik ken heel wat amateur kunstschilders die zich kunstenaar voelen, dat etaleren, maar op een academie of andere vorm van opleiding toch echt door de vloer zouden zakken. Zelfs kunst kun je een vak noemen. Dito bij amateur toneelspelers. je wordt op de toneelacademie grondig ondersteboven gehaald. En een bekwaam wiskundige ben je ook niet zomaar.
Ik vind het nogal pretentieus om onze vrouwen en mannen geestelijk verzorgers te noemen, al wil ik niet terug naar de vorige titels. In jouw stijl zou ik ze feestgeestelijken kunnen noemen. Feestbeesten zijn ze zeker niet, voor zover ik weet.
Fijn eens met je blog.
Met vriendelijke groeten,
Ed de Jong
Geachte heer Tijdeman.
Mogelijk stelt u mijn reactie op prijs
1. Het lijkt mij zinvol dat het A G een binding krijgt met SKVG . Ik ben sinds kort bij het A G ( voorheen PKN ) .Het instituut voorganger roept bij mij de vergelijking op met de ( professionele predikant(e) .Ik denk dat wij de huidige werkwijze moeten handhaven, want die bevat vele goede elementen ,maar of we daarbij ons voor de toekomst kunnen beperken tot “vrijblijvende cursussen “ lijkt mij te weinig .We zouden via een nieuwe groep een plaats kunnen gaan innemen in het beroepsregister van geestelijk verzorgers en gebruik gaan maken van de facilitaire ondersteuning van de SKVG.
2. Uw conclusie dat gevoel en verstand moeten samenwerken deel ik ten volle. En vooral te toevoeging : “ te onderkennen welke combinatie op dat moment gebruikt moet worden “ vind ik waardevol. Gevoel ,compassie , moet soms de overhand krijgen al dwingt de ratio ons nog zo sterk de andere kant uit. En andersom.
3. De ziel komt in uw tekst behalve bij de vermelding van het ( kennelijk verouderde ) begrip zielsverzorger , niet meer voor. Ja , die ziel. Ik ken de vele discussies rond de ziel. Mogelijk is het A G een beetje allergisch voor het woord ziel . De grote theologische veranderingen in de grondslag van het AG betekenden ook dat de duiding van de ziel , die immers naar het hiernamaals overging, sterk inboette. Of zit ik nu , als nieuweling op een verkeerd spoor ?
Met dank nogmaals voor uw tekst en de hartelijke groeten,
Rien van Staalduine