Door Chris de Werd
Door mijn werk heeft ons gezin door de loop van de jaren in een flink aantal verschillende apostolische gemeenschappen gevolgd. Dit had tot resultaat dat we veel broeders en zusters uit heel verschillende uithoeken van het land hebben leren kennen. Sommigen werden vrienden voor het leven, bij anderen waren we blij verrast als we hen na jaren – ouder, grijzer – per toeval bij een apostolische bijeenkomst tegen het lijf liepen. Altijd prachtig als we hun hartelijke groeten mee naar huis konden nemen! Hun verhalen waren altijd interessant: hoe het met ze ging, wat er in hun gemeenschap veranderd was, wie er nog steeds was en wie niet meer gezien werd.
In de afgelopen jaren waren die veranderingen niet mis: van de zes gemeenschappen waar we deel van hebben uitgemaakt zijn er vijf verdwenen door samenvoeging of opheffing. De oorzaken kennen we. De vergrijzing zet door, jongeren kiezen hun eigen individuele weg en laten zich, digitaal of in boekvorm, niet onbetuigd als ze reflecteren op hun jeugd in ‘het Godswerk’.
Naast krimpende gemeenschappen is dit ook merkbaar door de veranderende cultuur binnen het genootschap. Rituelen (zoals rondgang, gebeden voor de rondgang en bij het einde van de dienst) worden, soms zonder meer, weggelaten of veranderd, gewoonten worden losgelaten, ongeschreven gedragsnormen zijn verdwenen en de onderlinge verhoudingen zijn informeler. Van de steile hiërarchie uit de vorige eeuw is, godzijdank, weinig meer over.
In sommige gemeenschappen is de organisatorische structuur hetzelfde gebleven. Ze worden voorgegaan door een voorganger die, samen met de kring van geestelijk verzorgers (voorheen kring van dienenden) de gemeenschap verzorgt door hun persoonlijk ethisch leiderschap, het voorgaan in religieuze inspiratie bij het verzorgen van diensten en het geven van aandacht en emotionele steun aan individuele leden van de gemeenschap. In een enkele gemeenschap zijn er daarbij feitelijk alleen functienamen veranderd.
In weer andere gemeenschappen echter, zo luiden informele berichten, wordt geëxperimenteerd met een gemeenschap zonder voorganger of geestelijk verzorgers. De gemeenschap wordt geleid door een gemeenschapsraad. Ergens was korte tijd een gemeenschap met acht(!) voorgangers, waarvan er twee periodiek dienst hadden. Weer ergens anders zijn alle zes geestelijk verzorgers voorganger geworden. In minstens één gemeenschap overweegt men de functie van voorganger af te schaffen en de kring van geestelijk verzorgers op te heffen. Wie dat wil kan zich melden om diensten te verzorgen.
Naar mijn opvatting is met deze wijzigingen in de organisatie van het geestelijk leiderschap van een gemeenschap het Apostolisch werk op een cruciaal punt beland. Het is een punt waarop de structuur van een gemeenschap zodanig wordt gewijzigd dat de kerntaak van voorganger en geestelijk verzorgers, de zielsverzorging, ondergeschikt wordt gemaakt aan de organisatie – als iets van later zorg.
Wat men wil, de koers, de strategie van de gemeenschap, dreigt daarmee achter de organisatorische feiten aan te lopen. Een van de bekendste managementwijsheden leert ons dat als je de structuur van een organisatie wilt veranderen je eerst je strategie, je koers, moet bepalen: Structure follows strategy.1 Een verstandige keuze. De enige strategie van dit moment lijkt echter te zijn dat elke gemeenschap zelf mag uitzoeken hoe de eigen zielsverzorging georganiseerd wordt. Inhoudelijke bezinning op de koers van de gemeenschap en de manier waarop die koers met elkaar bepaald wordt lijkt te ontbreken.2
Door het ontbreken van een grondige bezinning op onze koers dreigt de strategie, hoe en met welk doel we een werkelijk apostolische gemeenschap willen vormen, ondergeschikt te worden aan ondoordachte, maar fundamentele organisatorische ingrepen – waarna alleen damage control de gemeenschap nog kan redden. God verhoede dit.
1 Chandler, A., Strategy and Structure, MIT Press,1962
2 Een aantrekkelijk model om in een gemeenschap weloverwogen een besluit (zoals bijvoorbeeld over de functie van voorganger) te nemen is wellicht te vinden in: Eva Rovers, Nu is het aan ons, De Correspondent, 2022. Zij beschrijft daarin hoe een Burgerberaad werkt. Zie ook: https://burgerberaad.nu/
Analoog daaraan zou er voor een belangrijk besluit een Gemeenschapsberaad kunnen worden gehouden.
Citaat uit de tekst van Chris: “… elke gemeenschap mag zelf uitzoeken hoe de zielsverzorging georganiseerd wordt”.
In onze gemeenschap werden een jaar geleden de (geestelijk) verzorgers op eigen verzoek vrijgesteld door één van de eerstverantwoordelijken. Alleen de voorganger behield haar ‘aanwijzing’. Zonder enige toelichting verschenen in de weken erna (en nog steeds) de vrijgestelden weer ‘gewoon’ achter de dientafel om de eredienst te leiden. Is het vreemd dat ik hierover nog steeds in verwarring verkeer?
De veranderingen binnen het Apostolisch genootschap begonnen voorzichtig tijdens het apostolaat van J.L. Slok en kwamen in een stroomversnelling na 2000. Het boek Apostelkind riep bij veel (ex) apostolischen het gevoel op “Ik was dus niet gek, ik was niet de enige met die gedachten en gevoelens”. Corona had grote invloed op gemeenschapsactiviteiten. Inmiddels is de apostelfunctie ingeruild voor twee eerst verantwoordelijke voorgangers, wat gevoelsmatig natuurlijk grote betekenis had voor veel (ex-) apostolischen.
Het transitieproces waarin het genootschap zich nu bevindt is naar mijn mening broodnodig. De reacties in gemeenschappen die Chris de Werd beschrijft wekken bij mij echter het gevoel op dat de geest uit de fles is en de kikkers naar alle kanten uit de kruiwagen springen. Er komen bij mij allerlei vragen naar boven: Hoe zorg je nu dat de ontwikkeling van lokale gemeenschappen in lijn blijft met die van de landelijke organisatie? Hoe kan het, dat de ledenparticipatie nu pas aan bod komt, terwijl er al hele fundamentele beslissingen zijn genomen en statutair zijn vastgelegd, bijvoorbeeld over het Raad van Toezichtmodel?
Zoals de titel van het door Chris geschreven stuk terecht aangeeft, dient er eerst een idee te zijn over het doel dat we nastreven vóór de structuur van de organisatie wordt bepaald. We zijn het jammer genoeg niet eens over het doel van onze samenkomsten. Een gezamenlijk doel behoeft niet te betekenen dat we allen precies hetzelfde beeld daarbij hebben en van boven opgelegd krijgen welke antwoorden we dienen te geven.
Vergis u niet, in de periode L. Slok was er beslist sprake van “couleur local” die werd bepaald door het karakter van de voorganger en de samenstelling van de gemeenschap. De situatie waarin we thans zijn beland, het stuurloos ronddrijven op een schip waarop de bemanning geen navigatiemiddelen heeft en niemand weet of we de koers over bakboord of stuurboord moeten kiezen omdat het doel niet gekozen is. Men vraagt zich af of het zin heeft om nog aan boord te blijven of maar mee te gaan met de sloep van afhakers die er niet meer in geloven of zich laten meevoeren door de stroom. Het schip heeft nog iets vertrouwds, toch jammer dat er geen kapitein is die de richting kan aangeven en zijn bemanning motiveren. De richting ? Zo ongeveer die kant op? Dan kunt u wel eens raar terecht komen. Het leven heeft zo zijn eigenaardigheden en raadsels waar u maar beter op voorbereid kunt zijn. Laten we eens proberen het met elkaar eens te worden over de functie van ons “geloof” in ons leven. Is het in de huidige vorm nog wel effectief? Welk effect willen we bereiken? Ik meen dat alleen de humanistische boodschap ons te weinig biedt en onvoldoende voldoening geeft. Ik heb behoefte aan een meer spirituele koers waarin mijn ziel geraakt kan worden en ik het gevoel heb dat ik onderdeel ben van iets dat boven het dagelijkse uitstijgt. Voor mijzelf heb ik mijn koers uitgestippeld en ben daarin bezig. Het zou me verblijden als het apgen me de mogelijkheid zou bieden met gelijkgestemden dit te beleven.
Gevoel wat beschreven wordt herken ik. Er is pijn, gevoel van verlies en verlangen bij vele naar rijke apostolisch leven wat we vele jaren gekend hebben. De snelheid waarmee de wereld veranderd is immens en laat zie ook gelden in onze gemeenschappen. Al sinds de jaren ’60 is proces gaande van samenvoegingen gemeenschappen en daling leden. Gelukkig worden besluiten over samenvoeging of opheffing in overleg genomen met de betrokken leden van de gemeenschap. Dat was jaren gelden wel anders. Het adagium “zegt u maar het uwe luistert” past niet in de huidige tijd echter dat maakt ook lastig de besluitvorming. Er is veel ruis op allerlei vlak waardoor onvolledig beeld wordt geschetst. Zo worden we beïnvloed met allerlei meningen en opvattingen. En als er geen concessie is over het ‘hoe’ dan werkt een strategie niet en verwezenlijken we niet de doelen. Vrijwel alle geloofsgemeenschapen in en buiten genootschap worstelen met het onderwerp wat in de blog is beschreven.
We hebben een strategie die verwoord in de meerjarenvisie ‘Meer dan het gewone” echter het realiseren van de doelen is waar we mee worstelen. Het realiseren of wel het praktiseren wat we belijden is aan ons alle. Niet alleen aan een bestuur, een kring van geestelijk verzorgers, enz. We zijn daar ieder individueel verantwoordelijk voor.
Om je strategische doelen te verwezenlijken maakt je gebruik van de middelen die we hebben om de beweging te maken naar de doelen. Een van de middelen is de organisatie en zo zijn er meer. We hebben goud in handen dat is steeds de vraag welke keuze maakt om waarde te geven en te versterken ons goud waar we eigenaar van zijn. Een strategie is gevolg van een keuzeproces en dat stopt niet op moment dat je hebt opgeschreven. Onderweg richting het doel maakt je regelmatig her afwegingen doe ik wel en dat niet om je richting het doel te bewegen ieder van ons.
Christa Anbeek beschrijf in haar boek over “kwetsbaarheid omhelzen”. Ze heeft over haar zoektocht van ontregelende ervaringen die mensen, groepen, en hele culturen brengt naar een grensgebied, een tussen gebied. Het oude werkt niet meer en het nieuwe is nog niet ontdekt. Dat het verlangen naar zin en transcendente blijft. In haar zoektocht naar bouwstenen voor gemeenschappen met een hart benoemt ze achthoekstenen: ontregeling open tegemoet treden, stil worden, vrijmoedig spreken en meerstemmig luisteren, risico’s minimaliseren en kansen optimaliseren, dromen, richting bepalen, samen de handen uit de mouwen steken, durven mislukken en bereid zijn opnieuw te beginnen.
In die zoektocht zitten wij ook. Ik houd mij vast aan een gedicht geschreven door William Ernest Henley, het lievelingsgedicht van Nelson Mandela. Het inspireerde hem en bood hem troost tijdens zijn gevangenschap. Het gedicht eindigt met ‘I am the master of my fate, I am the captain of my soul.
Door verandering in de periode Riemers bepalen gemeenschappen nu hun eigen kleur. Dat betekent dan ook dat gemeenschappen niet meer op elkaar lijken. Toch is het prettig op bijvoorbeeld een landelijke bijeenkomst te delen wat de ontwikkelingen zijn. Wat met name veranderd is, is de focus. We zijn nu zelf verantwoordelijk voor onze eigen rol in de samenleving en dat laat zich niet van bovenaf sturen. Alle mensen hebben behoefte aan contact, geborgenheid en troost. Ook jeugd is actief in hun wereld. Het gaat dus niet om het tellen van het aantal koppen in de gemeenschap. Waar we vroeger hulp kregen van zielsverzorging, is dat nu onze rol in de samenleving. Natuurlijk ontstaat er een richting vanuit alle individuele inspanningen en daaruit kan een koers worden vastgesteld, maar het is een utopie dat iedereen hetzelfde gaat denken. We kennen de gemeenschap als een oefenplaats en een plaats om geïnspireerd te worden. We kunnen nu elkaar inspireren. Maar als het genootschap een plaats is voor humanistische zingeving, ben ik dat dan zelf ook? De vraag die over blijft is: Wie wil je zelf zijn? Kan mijn buurt bij mij aankloppen voor aandacht en emotionele steun? We zongen vroeger al: ‘ Ach wat helpen vorm en namen. ‘ het is aan ons om onze koers en strategie te bepalen om te kunnen zijn die we ten diepste willen zijn. We kunnen fijn in de gemeenschap zingen, maar wat voegt het toe voor de samenleving? Het is aan ons om er invulling aan te geven. In onze omgeving.
Natuurlijk zijn we altijd al verantwoordelijk geweest voor onze eigen rol in de samenleving! Dat is nu niet anders. Ook beweer ik nergens dat we allemaal hetzelfde zouden moeten denken, noch dat gemeenschappen allemaal op elkaar zouden moeten lijken.
De gemeenschap is voor velen van grote waarde. Het gaat om de wijze waarop veranderingen in die eigen gemeenschap worden doorgevoerd. Dat vraagt om zorgvuldige voorbereiding en betrokkenheid van alle leden van de gemeenschap vóórdat er belangrijke veranderingen worden doorgevoerd. De tijd dat een kleine groep voor iedereen besliste ligt achter ons, hoop ik.
Ik herken veel in wat Chris schrijft maar volg ook Frits van Yperen zijn mening. Het Apgen is een decentrale organisatie geworden en faciliteert. Het gaat over liefhebbers en eigenaarschap en we zetten als gemeenschap in op ‘samen – redzaamheid’ en een zekere autonomie. Dat dit proces in gemeenschappen zorgvuldig dient te gebeuren staat buiten kijf. In de gemeenschap waar ik wekelijks kom ( volgen doe ik niet meer :-)) hebben wij nu bijna twee jaar geen voorganger meer en is dat zorgvuldig gebeurd. Niet als experiment van het Apgen maar gewoon omdat er niemand beschikbaar is. Het lukt prima alhoewel een voorganger voor vele nog wel een wens is. In feite is er niet veel veranderd, het thema in weekbrief staat centraal, we verlaten moedig platgetreden paden, liefde vraagt om een bewijs en religieus humanisme is niet veel anders dan het ‘God als Mens evangelie’, we zijn elkaar nabij in lief en leed. Niet alleen de Apgen organisatie is in transitie maar vooral ikzelf is de conclusie.
Het onderwerp van deze bijdrage van Chris van Werd heeft mij zeer aangesproken.
Het is een onderwerp dat me al heel lang bezig houd.In 2004 schrijf ik, naar aanleiding van de ontwikkelingen wat betreft de verzorging tijdens de eredienst, het volgende naar de kring van dienenden: Wat betekent zielsverzorging tijdens de eredienst? Waarom gebruiken we het woord verzorger, zielsverzorger als we geacht worden samen verantwoordelijk te zijn voor de eredienst?
Wie is dan de verzorger, zielsverzorger? Waarom gaan de verzorgers naar de distrtictsvergadering? Is dit niet omdat ze ons zondags tijdens de eredienst zullen verzorgen (zielsverzorging)? Natuurlijk lees ik ook de weekbrief, maar toch tracht ik zondagmorgen met een open hart, oor en ziel naar de dienst te gaan. En mijn ziel voor iemand openstellen doe ik niet zomaar!
De weekbrief voor 23 nov. 2014 wordt ook gesproken over het openstaan voor zielsverzorging. Die weekbrief eindigt met het volgende:
“Opdat er een plek blijft waar die wonderbare ziel steeda geraakt en gevoed kan worden. Zij is alles wat ik was, wat ik ben en wat ik wens, maar zij kan niet zonder ruimte, zonder schoonheid, zonder mens, zonder jou en mij.