Door Manfred Hostmanshoff /
We noemen de samenkomsten van het Apostolisch Genootschap op zondag nog steeds dienst of zelfs eredienst. Wie dienen we? Wie brengen we eer? Dat wordt bekend verondersteld en verzwegen. Wat echter als vanzelfsprekend wordt beschouwd, wordt vanzelfzwijgend, als het nooit meer genoemd wordt. Dan vervaagt het.
In de huidige diensten en in de geloofsgrondslag mis ik de opdracht. Die beschouw ik als de kern van ons apostolisch-zijn. Apostolisch-zijn betekent, letterlijk, een opdracht hebben. Het Griekse nieuwtestamentische woord apostolos betekent ‘gezondene’, ‘iemand met een opdracht’. Jezus geeft in het Nieuwe Testament zijn vrienden de opdracht liefde en vrede te brengen tot aan het uiterste der aarde.
De kernmomenten van de dienst zijn voor mij het gebed voor de rondgang (wat mij betreft liever: de melding) en het dankgebed (liever: de opdracht) aan het einde van de dienst. Ite missa est! ‘Gaat heen, de gemeente wordt uitgezonden!’ In het gebed voor de rondgang wordt onze zielsaanbieding – voor mij: aan de Apostel, die ons voorgaat in gezindheid – aanvaard en in de rondgang zichtbaar ‘met dit teken’ bevestigd. Dan wordt gezegd: ‘Uw zielsaanbieding is aanvaard en wordt hiermede bevestigd.
In mijn Bewogen woorden[1] ga ik op die momenten in. Het is het letterlijk, voor onszelf en voor de gemeenschap, maken van een ommekeer. In de gemeenschap komen we tot onszelf en worden dan uitgezonden de samenleving in: ‘Wees tot zegen en u zult gezegend worden!’.
Om voor mij ondoorgrondelijke redenen (bescheidenheid? schroom?) wordt het ‘wij’ tegenwoordig door voorgangers gemeden – daarvoor in de plaats komt een schuchter ‘ik’ – en van een opdracht is al helemaal geen sprake meer. Liederen waarin we gemeenschap-pelijk ons geloof bezingen zijn afgeschaft of worden, als ze er nog zijn, nauwelijks meer gezongen.
Wat ons generaties lang gebonden heeft was de opdracht, uitgesproken aan het einde van de dienst door de voorganger aan de plaats van de apostel. De schroom om dat te doen betekent het wegretoucheren van de kern van ons Werk. Alles wordt zweverig als de opdracht uit beeld verdwijnt.
Het lijkt me zonneklaar dat het huidige Apostolisch Genootschap sterk gebaseerd is op het sociale, steeds sterker zelfs. Het horizontale overheerst, terwijl het verticale, de verbinding met God, de God-als-mens-gedachte, uit beeld en geluid verdwijnt. ‘We horen bij elkaar’, maar waarom horen we bij elkaar? Onze manier van doen? Onze levensstijl? Daaraan herkennen we elkaar, maar die levensstijl moet toch op iets gebaseerd zijn, op geloof?
De sociale activiteiten in de hedendaagse gemeenschap zijn talrijker dan enkele decennia geleden, toen er nooit koffie werd gedronken na afloop van de dienst, behalve dan door de voorganger, laat staan wijn (de rondgang uitgezonderd)! De toename aan sociale activiteiten maskeert een gebrek aan spiritualiteit, aan echt geloof, aan geloof in een opdracht.
Het vervagen van de opdracht is de oorzaak van het vervlakken van de persoonlijke spiritualiteit. Daardoor zijn er zo moeilijk vrijwilligers te vinden voor allerlei taken, ook voor de taak van voorganger en van geestelijk verzorger.
Het zoeken naar nieuwe vormen voor apostolische spiritualiteit is weliswaar nodig, maar het is onverstandig en zelfs catastrofaal voor het voortbestaan van de gemeenschap als bestaande vormen niet in ere worden gehouden en versterkt, in plaats van uitgehold.
[1] https://www.vanoosbreestichting.nl/siteassets/documenten/boeken—samenvattingen/bewogen-woorden-versie-2.pdf pp. 93-95.
In zijn bijdrage noemt Manfred een aantal essentiële vragen: we noemen de samenkomsten van het Apostolisch Genootschap op zondag nog steeds ‘dienst’ of zelfs ‘eredienst’. Maar wie brengen we eer?
Hij schrijft: In de huidige diensten en in de geloofsgrondslag mis ik de opdracht. Hij beschouwt die als de kern van ons apostolisch-zijn.
Naar mijn gevoel hebben we echter een eeuwig durende opdracht. Misschien ontstaan vanuit een belofte, maar in ieder geval door het aanraken van de ziel.
De kernmomenten van de dienst, zegt Manfred dan, zijn voor mij het gebed voor de rondgang en het dankgebed aan het einde van de dienst.
Ik kan het daarmee eens zijn: het gaat dus om mijn zielsaanbieding, een afspraak met mezelf, soms tegen beter weten in.
Het huidige Apostolisch Genootschap is volgens Manfred (te) sterk gebaseerd op het sociale.
Maar we horen bij elkaar omdat we samen op zoek zijn, ook naar zingeving. Juist die zingeving moeten worden uitgebouwd.
Wat een prachtige en gevoelige tekst van Manfred Horstmanshoff. In mijn ogen beschrijft hij heel integer wat de opdracht en de gebeden in de eredienst voor hem betekenen. Aan die waarde en betekenis wil ik niets afdoen.
Mijn gevoel hierbij is echter anders. Gebeden zijn voor mij een vorm, de onderliggende inhoud kan ook op andere wijze worden overgebracht. Het woord opdracht klinkt mij allerminst aangenaam in de oren, hoezeer het ook verwant moge zijn aan de betekenis van het woord apostolisch. Ook aan dit woord hecht ik trouwens niet bijzonder, al klinkt het wel dermate vertrouwd dat ik het lastig zou vinden om het los te laten.
De periode in het genootschap dat de opdracht expliciet werd gegeven was voor mij niet de meest aangename. Ik zat nooit op dat moment te wachten, en al helemaal niet als dit gepaard ging met stemverheffing, wat nogal eens het geval was. Ik wil allerminst suggereren dat het niet oprecht was, of ondoordacht. Maar ik ben blij dat het op zeker moment niet meer gebeurde. Velen zouden het nu ook niet meer begrijpen.
Weekbrieven bevatten zelden of nooit een opdracht. Ze zijn veel meer een oproep. Een oproep om te leven met een gezindheid van liefde voor de medemens. Volgens mij is dat niet veranderd in de loop der jaren. Het is een heldere boodschap waarbij ik geen behoefte heb aan metaforen als horizontaal en verticaal. De kern van mijn beleving is mooi vastgelegd in dit lied:
Hier vind ik vrede, voel ’k mij verbonden.
Op deze plaats heb ik mezelf zo vaak hervonden.
Een lied, een woord, een blik, een klein gebaar,
de gemeenschap, mensen bij elkaar.
Hier overdenk ik mijn levensvragen.
Hier deel ik vreugde en hier wil ik helpen dragen
wat mensen treft, ver weg of heel nabij.
Zo’n gemeenschap vraagt ook iets van mij.
En hier ontstaat dat gevoel van binnen
dat ik graag anders en opnieuw weer wil beginnen.
Dat is: in liefde werken, toegewijd
aan een wereld van menswaardigheid.
Het lied kun je zien als een opdracht, maar dan een die je voor jezelf formuleert, die is afgeleid van de verwondering over je eigen korte bestaan en de gedrevenheid om een zinvol leven te leiden. Binnen het genootschap ervaar ik veel stimulans en inspiratie om dit vol te houden. Daarbuiten trouwens ook, zeker in deze barre tijden, waar te midden van angst en eigenbelang compassie en solidariteit verrassend opbloeien.
De bijdrage van Manfred geeft aanleiding tot bezinning en gedachtewisseling. Soms schrijft hij zaken die ik van harte onderschrijf, soms zakken mijn wenkbrauwen. Ik zal me hier beperken tot zijn hoofdmotief, de opdracht. Het woord doet me denken aan school, aan militaire dienst, baas-knecht verhouding. Ik wil helemaal geen opdrachten en ben blij dat ik dat niet meer hoor. Voor mij is het gedateerd, stamt het uit een tijd van ongelijkwaardigheid, toen de apostel kinderen eigende. Het herinnert me aan mijn broer die tot ontzetting van mijn moeder tegen zijn vriendje, op mijn vader wijzend, zei: “dat is mijn eigen vader niet”, op de foto van de apostel wijzend: “dat is mijn vader”. Ook de zinsnede “Uw zielsaanbieding wordt aanvaard en hiermee bevestigd” ademt die ongelijkwaardigheid. Hoe zou de verzorger reageren als ik daarna zou zeggen: “En ik aanvaard uw aanbieding en bevestig het hiermee.”? Voor mij is dit alles in een ander licht komen te staan toen apostel Riemers sprak over “dialoog op ooghoogte”.
Mijn confirmatiebelofte is een belofte van mezelf aan mezelf. Het is anders dan mijn trouwbelofte. Als mijn vrouw die verbreekt, vervalt mijn belofte aan haar. Als de apostel ermee ophoudt, blijft mijn confirmatiebelofte van kracht. Die hoeft niet aanvaard te worden. Ik ga naar de dienst om bij mijn belofte bepaald en ervoor bezield te worden. De zin van de rondgang is een markering van de vernieuwing van mijn belofte. Een aansporing om die belofte de komende week waar te maken vind ik passend. Mooier vind ik het als degene die het uitspreekt zichzelf daarbij insluit. Inderdaad ‘wij’ gebruikt.
Manfred schrijft: “Alles wordt zweverig als de opdracht uit beeld verdwijnt.” en “Het vervagen van de opdracht is de oorzaak van het vervlakken van de persoonlijke spiritualiteit.” en “het is onverstandig en zelfs catastrofaal voor het voortbestaan van de gemeenschap als bestaande vormen niet in ere worden gehouden.”
Maar Apostolischen zijn er altijd trots op geweest geen dogma’s te hebben en hebben het woord ’tijdovereenkomstig’ daarvoor gemunt. Ik denk dat dit niet alleen geldt voor de sociale activiteiten, maar ook voor de essentie van ons gedachtegoed.
Heel verhelderend deze opfriscursus
Helemaal herkenbaar voor mij