Door Peter van der Hulst
“Uw voornemen een liefdevol mens te zijn wordt hiermee bevestigd.”
Dit zijn sinds Pasen van dit jaar de woorden die gebruikt worden als we aan de rondgang gaan. Ze worden uitgesproken door een broeder of zuster van de rondgangdienst en hierop mogen we dan zelf bevestigend antwoorden. Ik zal maar met de deur in huis vallen. Ik heb essentiële problemen met deze formulering, mede omdat er op datzelfde moment een andere grote verandering heeft plaats gevonden. De naam van Apostel is vervallen en de overeenkomstige verantwoordelijkheid is overgenomen door twee personen die zich ‘Eerstverantwoordelijken voor de geestelijke verzorging’ noemen.
Want twee vragen die direct bij mij opkwamen en die ik nog steeds niet beantwoord heb gekregen zijn: “Wie bevestigt mijn voornemen en waarom is dat nodig?” De woorden tijdens de rondgang worden in de passieve zin geformuleerd. Ik ben geen neerlandicus, maar ik herinner me heel goed dat ik op de middelbare school heb geleerd dat je die zo min mogelijk moet gebruiken omdat het een wollige indruk maakt. Beter is om actieve zinnen te maken; dat klinkt veel positiever. Dan zou de rondgang formulering dus als volgt moeten luiden: “Iemand bevestigt uw voornemen een liefdevol mens te zijn”. Tja, maar dan wordt het moeilijk, want wie is dan die ‘iemand’? De betreffende broeder of zuster die tegenover je staat of de voorganger van die ochtend of de beide eerstverantwoordelijken of ….? Maar ik ga nog een stap verder. Wat maakt mij het uit of iemand mijn mooie voornemen wel of niet bevestigt? Wat gaat dat de hiervoor genoemden of wie dan ook aan? Ik heb dat besluit zelf genomen. Als er al een formulering nodig is tijdens de rondgang dan is het toch veel logischer dat ik zelf uitspreek: “Ik bevestig hierbij mijn voornemen om een liefdevol mens te zijn” en dan zou de broeder/ zuster van de rondgangdienst kunnen zeggen: ‘Amen’ of: ‘Zo is het’. Dus precies omgekeerd zoals het nu gebeurt. Ik voeg er gelijk aan toe dat ik persoonlijk helemaal geen behoefte heb om mijn voornemen, dat we gemeenschappelijk al in het voorafgaande gebed hebben uitgesproken, nog eens persoonlijk vis-à-vis tegenover iemand te herhalen. Maar als het gebeurt moet het wel betekenisvol zijn.
In de tijd dat mijn zielsaanbieding nog werd aanvaard was de formulering ook in de passieve zin. Maar bewust of onbewust heb ik altijd de gedachte gehad dat de Apostel die aanvaardde en dat de verzorgers van die ochtend aan de plaats van de Apostel stonden. Ik geef toe dat dit beeld geleidelijk aan ook wel is vervaagd, maar er komt een moment dat je wakker wordt en er een ‘aha-erlebnis’ komt. Dat gebeurt dan op een moment dat er geen Apostel meer is in het Apostolisch genootschap en dat mijn zielsaanbieding is vervangen door een voornemen. Dat roept wezenlijk andere gevoelswaarden op. Heeft het ritueel van de rondgang dan nog wel zin?
Mee eens ik heb dit zelf al toegepast tijdens de rondgang, als de broeder of zuster de woorden uitsprak: ‘uw voornemen om een liefdevol mens te zijn’ zei ik aansluitend: ‘wordt hiermee bevestigd’. En geen amen.
Tradities en rituelen zijn dynamisch en bepalen de indentiteit van een groep. De reacties op de blog geven aan hoe divers de groep is. Apostel zegt u het maar is niet meer. Het genootschap is opgeschoven naar een liberale levensovertuiging daarin passen kerkelijke vormen als een rondgang met ouwel en wijn niet meer. Ook de samenleving neemt afscheid van kerkelijke structuren en vormen maar het zoeken naar zingeving is groot, het ApGen beweegt subtiel mee in die trend.
Wat je maar subtiel noemt. Niets gemerkt van het betrekken van gewone apostolischen bij belangrijke veranderingen. De verbondenheid binnen onze gemeenschappen, onze rituelen (waar de rondgang een van de belangrijkste is), onze liederen: ze vormen de apostolische vertaalslag van ons geloof naar het gewone leven. Kerkelijke structuren? We zijn geen kerk maar een werk. Vrijzinniger is er niet te vinden. Ondertussen dreigt het religieus gevoel – noem het spiritualiteit – binnen het Apgen ons als los zand door de humanistische vingers te glippen. Dat is precies wat Peter van der Hulst beschrijft.
Dat klopt helemaal. Ik heb de bewoording van mijn blog bewust neutraal geformuleerd, maar mijn conclusie zit verborgen in de laatste alinea. Als een ‘religieus ritueel’ vervangen wordt door een rationeel voornemen dan hoeft dat echt niet wekelijks opnieuw bevestigd te worden in de aanwezigheid van anderen. Dan verdwijnt wel het ritueel van de rondgang en resteert uiteindelijk een groepering mensen, vervuld van goede voornemens en daar is een bekend gezegde over.
Dan kan ik niet zeggen dat die samenleving, inclusief het subtiel mee bewegen, er zo veel aangenamer op is geworden.
Mij schiet een oud mannenkoorlied te binnen; we zijn toch onder ouderen nietwaar.
‘Zuivere liefde, edele mildheid, onbaatzuchtigheid en trouw in het volle dagelijks leven bewerkstelligen in mezelf en samen.
De handen aan vol, Henk!
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt,
zoals ik U.
Gerard Reve
Leeft dat spanningsveld nog onder ons?
Ook ik heb moeite met de formulering en de wijze waarop het ritueel van de rondgang nu wordt ingevuld. Maar anders dan andere reacties, zou ik een lans willen breken om het ritueel opnieuw meer inhoud te geven.
Vooralsnog voelde ik mij niet gelukkig met de nieuw gekozen woorden. Het is natuurlijk wel waar, dat er een ‘voornemen om een liefdevol mens te zijn’ kan ontstaan, maar voor mij hield de rondgang veel meer in. Het omvatte ook eventueel de spijt, het berouw over wat er gebeurd was. En ook het vaste voornemen om dingen anders te gaan doen, de ander de ruimte te geven en anders te gaan leven; en nog veel meer. In het woord ‘zielsaanbieding’ kon ik dat kwijt. Natuurlijk kan je zeggen, dat dit alles ook impliciet in ‘een liefdevol mens’ begrepen is, maar dat kost me toch meer moeite.
Apostel van Oosbree gaf lang geleden al antwoord op de vraag, wie mijn voornemen bevestigt (voorheen: wie mijn zielsaanbieding aanvaardt) door te zeggen dat het alle aanwezigen, de gemeenschap, waren, die de zielsaanbieding aanvaardden. De ‘uitdelende broeder’ (toen nog alleen broeders) was dan ook ‘de sprekende mond’ namens allen. Daarom was de gemeenschappelijke zang tijdens de rondgang ook zittend en niet staand. Want dan konden we niet zien wie er rondging. Ten tijde van apostel L. Slok werd geleidelijk de vernieuwing van het verbond met de apostel, die ook in de rondgang begrepen was, belangrijker. En kwam het aanvaarden van de zielsaanbieding meer bij de apostel te liggen. Maar de wederkerigheid en het betrekken van de gemeenschap bij het ritueel, zoals ten tijde van apostel van Oosbree, vind ik heel waardevol. Het geeft een goed gevoel aanvaard of bevestigd te worden door mijn medeleden van de gemeenschap. Natuurlijk veronderstelt dat een sterke gemeenschapsband en betrokkenheid bij elkaar. Die is helaas ook tanende, maar misschien kan een hernieuwde inhoud van dit mooie ritueel daarbij helpen.
Nuttige aanvulling, dank!
Mooi verwoord Peter. Het is net zo’n uitspraak als: ‘Je mag er zijn’. Wie bepaalt dat? De uitspraak Uw/jouw voornemen om een liefdevol mens te zijn wordt hiermee bevestigd komt bij mij ook niet over. Want is de bevestiging van de week ervoor dan niet meer geldig? Volgens mij heb je de intentie al bij de confirmatie uitgesproken en dat hoeft niet telkens opnieuw. Het blijft gelden. Zo trouw je ook niet elke week opnieuw en je rijbewijs haal je ook niet elke week opnieuw. We zouden wel in het afsluitend dankgebed kunnen zeggen dat we ons weer gericht hebben op wat in ons leven belangrijk is en en dat we daar opnieuw liefdevol mee aan de slag gaan. Want daar zit dan ook in dat het niet altijd lukt. Je kunt anders blijven zitten met een situatie die je niet goed hebt aangepakt. We moeten het er nog maar eens over hebben.
Kristalhelder en overtuigend verwoordt Peter dat de transcendentie uit onze rituelen, uit de liturgie, uit het denken en doen van het Apostolisch Genootschap dreigt te verdwijnen of al verdwenen is. We hebben dit laten gebeuren door het schijnbaar vanzelfsprekende niet meer te benoemen, zodat het vanzelfzwijgend is geworden. Dierbare woorden, zoals ‘dienst’ (wie of wat dienen we?) en gebruiken (de klop op de deur, gaan staan bij binnenkomst van de voorganger, gebed of melding), liederen die ons raken, worden lege hulzen, of verdwijnen. Hoe kunnen we deze ontwikkeling keren?
Wij d.w.z. br.en zr. Veltman Sr. uit Lemmer zijn het van harte met je eens en komen niet verder dan “Dit beantwoordt niet meer aan de bedoeling van de rondgang, zoals die door ons vele jaren werd beleefd” Toch is terugkeer naar die situatie ook niet gewenst. Wij en zij (vroegere vrijdag- kring)hebben de keuze gemaakt om de functie van Apostel te laten vervallen. Overigens kunnen wij ons daarin vinden, want de taak en verantwoordelijkheid van Apostel ging ons vaak veel te ver. Maar een antwoord op “Hoe nu verder:” kunnen ook wij nog niet geven.
Peter, je spreekt helemaal zoals ik het voel en beleef. Sinds Pasen zie ik dit ritueel voor mijn neus gebeuren en zit ik er tenenkrommend naar te kijken. Het is een gewone handeling geworden en de rituele waarde is dan ook verdwenen. Bovendien spreekt de desbetreffende voorganger in het ‘gebed voor de rondgang’ de formulering al uit dus wordt het een herhaling zonder inhoud. Beter zou het zijn als in dat gebed de nieuwe zinsnede door de voorganger wordt gehanteerd en bekrachtigd door het ‘amen’ met als antwoord een collectief uitgesproken ‘amen’. Dat kan dan tevens het einde van de dienst zijn wat nu rommelig en soms slordig wordt afgehecht.
Beste Peter en Guus,
Ik kan mij goed vinden in jullie gevoel over de rondgang. Ik neem ook al een jaar niet deel aan dit ritueel. Het gebed voor de rondgang is genoeg. Voor mij zou het meer aanspreken als dat met open ogen gezegd wordt, zodat ik mij meer verbonden weet met de voorganger en de broeders en zusters. Het gebed is voor mij een kerkelijk ritueel, waarin de mens zich klein maakt voor de godheid. Daar heb ik volledig afstand van genomen
Beste Ada, sinds Pasen neem ik niet meer deel aan de rondgang omdat de woorden mij niet aanspreken. En ik ben het helemaal met je eens dat het gebed voor de rondgang genoeg is en dat met open ogen wordt gesproken . Dat zou tevens het einde van de dienst kunnen zijn. Het is inderdaad vaak rommelig en slordig zoals Guus zegt. Het lijkt soms of de verzorger niet weet hoe af te sluiten. Want de ene keer wordt er voor en na de rondgang gebeden, dan alleen vóór, dan een gedicht of een lied.
Beste Peter, ik ben het honderd procent met je eens. Je bent zelf degene die, op welk gebied dan ook, en dat geldt zeker ook voor ons “apostolischen”, een persoonlijke verantwoording hebben voor ons “hebben en zijn”! Wat bij de huidige tekst mogelijk meespeelt is het feit, dat ons genootschap voor een heel groot deel uit ouderen bestaat. Daarbij zijn er ongetwijfeld, die de rol van de rondgang, zoals die tot voor kort gold, (nog) niet los kunnen laten. Zoals veel zaken welke in ons werk de laatste tijd zijn “afgebouwd”, zal ook dit moeten “slijten”.