Door Erik Zwart /
“Tussen 1946 en 2001 groeiden duizenden Nederlandse kinderen op in een verborgen, parallelle wereld. Ze vormden een gesloten gemeenschap met zo’n 30.000 ooms en tantes, broeders en zusters, en één Vader die volledige overgave eiste: de Apostel. De groep had dagelijkse bijeenkomsten, een eigen taalgebruik, een intensief jeugdprogramma, een bijzondere levenstaak, aparte regels en rituelen. Overdag functioneerden de kinderen in het zichtbare leven in Nederland. ’s Avonds en tijdens de weekenden leefden ze in een voor buitenstaanders onzichtbaar universum.”
Zo kondigt de uitgever de inhoud van het boek van Renske Doorenspleet aan[1]. En natuurlijk begin ik eerst te puzzelen op haar naam. Dat is wat apostolischen doen. Zoeken naar lijntjes. De naam Doorenspleet is mij bekend: de zus van mijn vader was getrouwd met een Doorenspleet, oom Lex. Bovendien was in de gemeente waar mijn opa en oma kerkten een voorganger die ook Doorenspleet heette, oom Otto, een oom weer van oom Lex. Maar verder kom ik niet. Renske is mij onbekend.
Het verhaal van haar komt mij daarentegen in vele opzichten bekend voor. De verhalen, de teksten, de ervaringen. Ja, ook ik was een Apostelkind. Ik moet hier echter direct bij opmerken dat die hele term “Apostelkind” mij dan weer onbekend is. Ik ben tenminste nooit zo genoemd, zover ik mij kan herinneren. Ik herinner me alleen een kinderlied waar de term in wordt gebruikt, maar bij mij is dit een regel uit een kinderlied gebleven en niet meer dan dat. De apostel heb ik ook nooit ervaren of benoemd als “vader” en het kussen van zijn foto, één van de scenes in het boek, is voor mij ondenkbaar. Blijkbaar had de apostel, alhoewel erg belangrijk in ons leven, toch een andere plek in ons gezin.
Misschien waren wij ook niet zo’n doorsnee apostolisch gezin.
Ik worstel dan ook met enerzijds een voortdurende herkenning en tegelijkertijd, naarmate het boek vordert, een toenemend gevoel van vervreemding. Soms laait er zelfs, tot mijn eigen verbazing, woede op: mijn geschiedenis, al die mensen die mij lief zijn, mijn herinneringen, mijn verhalen, ze zijn opeens verdacht en er lijkt een stinkend laagje overheen te zijn gegoten.
Ik krijg de neiging om hen, mijn ouders, grootouders en al die broeders en zusters die mij zo dierbaar zijn, te verdedigen en realiseer me dat dit niet veel zin heeft. Het is háár verhaal en niet het mijne. Ik zal haar geschiedenis moeten respecteren anders wordt het nog een naargeestige vertoning, modder gooien over en weer.
Misschien toch dit.
Opvallend aan het boek van Doorenspleet is dat het volledig draait om de apostel en wel specifieker L. Slok en, later zijn zoon, J.L. Slok. Hiermee volgt ze een bekende en, wat mij betreft, beperkende, apostolische traditie. Apostolische geschiedenisboeken, ook de laatste van Brand[2], kenmerken zich doordat het niet de geschiedenis is van het apostolische werk, maar van individuele apostelen. Een kwetsbare benadering, dat Doorenspleet ook wel laat zien in de vaak schrijnende voorbeelden uit haar persoonlijke leven.
Als je mij vraagt naar mijn apostolische geschiedenis, of, zoals dat tegenwoordig wordt genoemd, mijn geloofsverhaal, dan gaat dat niet over Slok, maar over mijn opa en oma Zwart. Twee eenvoudige mensen die geen van beiden de lagere school hadden afgemaakt. Over het onwaarschijnlijke verhaal van mijn opa en hoe hij, na een getraumatiseerde jeugd als zwerfjongere, rust vindt in zijn geloof. Een eenvoudig geloof waarin hij de liefde als grondtoon in zijn leven wilde laten zijn. Hoe hij en mijn oma hun vastlopende huwelijk weer nieuw leven in wisten te blazen. Hun verhalen gingen niet over de apostel, maar over hoe de broeders en zusters van de gemeenschap hen een veilige haven boden. Over vriendschappen met anderen.
En ze stonden voor iedereen klaar, apostolisch of niet-apostolisch: mijn oma ging op 80-jarige leeftijd met haar buurvrouw (een jonge vrouw van een jaar of dertig en analfabeet) alsnog de lagere school afmaken, zodat haar buurvrouw kon leren lezen.
Die voorbeelden, die deden het voor mij.
En apostel Slok, de apostel van mijn jeugd, stond voor mij, eerlijk gezegd, heel ver weg. Hij kwam eens in de zoveel jaar in de gemeente en dan was het vol en, ja, er waren veel emoties. Maar vervolgens was hij weer jaren uit beeld en verdween hij voor mij weer helemaal naar de achtergrond.
De apostolische traditie is veel groter dan alleen het verhaal van een individuele apostel. Het is het verhaal van vele, vaak eenvoudige gelovigen. Ook die verhalen zijn van belang en mis ik in het boek van Doorenspleet. Zoals iedere kerkelijke traditie vele lagen kent: theologisch, dogmatisch, maar ook het vlechtwerk van talloze ongekenden die in hun dagelijks leven handen en voeten geven aan al die taal. Die worstelen met de tegenstellingen en de tegenstrijdigheden en hier steeds unieke antwoorden op geven.
Ik heb ze gezien en meegemaakt. Ik ben hier deel van.
Dat is mijn geschiedenis.
[1] Renske Doorenspleet, Apostelkind, In de greep van een gesloten genootschap, Uitgeverij Balans, Amsterdam 2020
[2] Berry Brand, Nieuw licht op oude wegen. De wegen die de apostolische beweging volgde vanaf de oorsprong (circa 1830) tot het Apostolisch Genootschap anno 2011, Eburon Uitgeverij, Utrecht 2013
Renske Doorenspleet heeft een boek geschreven, waarin ze haar ervaring beschreef, haar waarheid. Het boek maakt veel los bij mensen binnen en buiten het genootschap. Als je ziel beschadigd is, blijf je daaraan vast zitten. In die zin is het goed dat dit boek velen helpt daarvan los te komen. Je kunt geschiedenis niet terugdraaien. Dingen die niet goed waren, waren niet goed. Dat kunnen we rustig erkennen. Het gaat ook om het herstellen van vertrouwen.
Maar dat er dingen niet goed waren wil niet zeggen dat alles slecht was. In de periode van de beide apostelen Slok werd ons ook een nieuwe wereld voorgeschoteld. Dat God in ons werkzaam was: het God als mens evangelie. Zodat wij in onze eigen omgeving de wereld een stukje mooier kunnen maken. Ook dat is er. Dus laten we niet het kind met het badwater weggooien.
De vraag is meer wat we ervan leren. We hebben allemaal ons eigen verhaal. En we zijn geen eenheidsworst. De tijd van ‘one-size-fits-all’ is voorbij. En gelukkig ook de tijd van: ‘als je het er niet mee eens bent ga je maar weg’, want dat heeft helaas veel bruikbare leden gekost. Vaak ook verzorgers. Het gaat om mensen die eigen zingeving zoeken, inhoud geven aan hun leven. Het apostolisch werk is groter dan het genootschap.
Sta ik nog open voor de ander, of wil ik mijn mening opleggen? Ben ik nog oprecht geïnteresseerd in de ander, waarvan ik zeg: ‘jij bent mij in een andere gestalte?’ Wil ik nog met die ander de diepte in om te zoeken naar de richting van een antwoord? Het gaat uiteindelijk om het respect voor de eigenheid van elkaar.
Ik vind het een beetje gek om neergezet te worden als een “bruikbaar lid” dat verloren is gegaan…
Het is aantrekkelijk om uit te zoomen halverwege het leven, maar ook riskant, want je kijkt vanuit het eigen perspectief, en vanuit het eigene. Heel menselijk, maar beperkend.
Zeker, de mooie voorbeelden staan overeind, het verheffingsideaal was prachtig, maar kende ook slachtoffers. Niet per se van idealen, maar van menselijk gedrag. En dus ook van menselijke fouten.
Voor het eerst in de geschiedenis van het apostolisch genootschap begint er ook plaats te komen voor de schrijnende verhalen van de mensen die negatief beïnvloed werden in hun ontwikkeling, of beschadigd raakten. Met invloeden tot op de dag van vandaag.
Dat is emancipatie. En het werd hoog tijd.
Renske Doorenspleet geeft deze mensen een stem die nog lang gehoord zal worden.
‘Gelovigen’. In wat geloofden ze dan? In het God-als-mens-evangelie met de apostel als de man Gods van vandaag. Renske heeft de spijker volledig op zijn kop geslagen met haar boek. Je neiging om te bagatelliseren is zeer herkenbaar bij huidige leden. Bij ex-leden die inmiddels voldoende afstand hebben, is vooral veel herkenning te bespeuren. Renskes boek is niet ‘slechts haar verhaal’. Het is een stevig onderbouwd onderzoek naar een minder fraai verleden van het APG. Cognitieve dissonantie reductie is een bekend fenomeen. We hebben er allemaal last van gehad. Met ‘Apostelkind’ is er geen ontkomen meer aan: het APG onder L. Slok was sektarisch en op geen enkele andere religieuze leest geschoeid dan het volgen van de apostel. En velen hebben daaronder geleden.
Los van de vraag of Renske’s verhaal hout snijdt of niet, het is zeker geen ‘stevig onderbouwd wetenschappelijk onderzoek’! Ik zou graag één voorbeeld uit de tekst willen zien die op gedegen wetenschappelijk onderzoek gebaseerd is!
Het boek verwoordt de mening van een persoon, die toevallig ook wetenschapper is. En een belangrijk boek, dat zeker, want ze kaart iets aan wat weerklank vindt en alleen daarom al relevant is. Maar we moeten ook niet overdrijven. Het Apgen van L. Slok had zeker ook heel waardevolle kanten waar velen gelukkig mee waren, zoals o.a. hiervoor door Erik Zwart prachtig beschreven.
Beste André Meester, de schrijfster heeft ook nooit gepretendeerd dat het een wetenschapsboek is, wel dat het gebaseerd is op feiten en eigen herinneringen.
Beste Erik, Wat mij betreft sla je de plank volledig mis voor wat betreft het boek. Het is geen “Doorenspleet”-verhaal, en voor al die eenvoudige gelovigen zoals jij ze noemt, had de Apostel-functie een hele grote betekenis en drukte een grote stempel op individuen en complete gezinnen.